United States or Cyprus ? Vote for the TOP Country of the Week !


De grijsaard lag op den grond en smeekte: "Edele jongelingen, slaat mij niet, ik ben uw vader en hedenavond nog zal ik u ridder maken." "Zijt gij onze vader ," riep Reinout uit, "het doet me leed, dat ik u geslagen heb." Aymijn echter was blijde, dat zijn zoon onbevreesd was. Den avond sloeg de vader hen tot ridderen.

Hij was vast besloten het monster te dooden en zijn vrienden te redden of zelf te bezwijken; zoodra dus het schip Creta bereikte en de jongelingen en meisjes voor den koning werden gebracht, ging hij aan het hoofd van de slachtoffers staan en zeide: "Koning Minos, ik verzoek het voorrecht te mogen hebben, het eerst den Minotaurus tegemoet te gaan.

Nog eens, zoolang er menschen leven zal er Godsvereering zijn, en de Godsvereering wil zich meestal uiten op breede schaal en heeft een vorm noodig, altijd een vorm. Schrik ze niet af de jongelingen, die zich wijden willen aan de ontwikkeling der menschheid; die verlichten en voorgaan willen in het goede en zich stellen tegen dogma en gewetensdwang.

't Was, of de bejaarden een zoon, of de mannen een broêr, of de jongelingen een vader uit den dood hadden terug gekregen! De Prins stapte in het Voorhout bij Van Stirum af. De deuren van het hôtel bleven open en ieder had vrijen toegang tot den Vorst.

Deze beschouwing zou onvolledig zijn, indien hier ook niet de tooneelspeelkunst van Shakespeare's tijd in het oog werd gevat. Uit het gezegde over het vervullen van vrouwenrollen door aankomende jongelingen kan men afleiden, dat men over de wijze, waarop gespeeld werd, niet gering moet denken.

Overigens komen zij in den historischen tijd niet voor; men verhaalde dat zij, niet bestand tegen de aanvallen der grieksche helden, naar Libye verhuisd waren, of dat zij eindelijk hun eigenaardige leefwijze hadden laten varen, zich met scythische jongelingen verbonden en met hen het volk der Sauromaten voortgebracht hadden.

"Welke raadsels spreekt gij toch?" vervolgde Aylva; maar voor de monnik kon antwoorden, deed een nieuw geroep van: "kijk die twee! daarboven!" hen beiden het hoofd naar den toren wenden. "Wat duivel zijt gij, Hollanders of Friezen?" riep de Abt van Lidlum aan de beide jongelingen toe: "antwoordt gij niet? nu dan behoeven wij niet verder te vragen."

En toen zwaaide hij dien met zijn sterken arm. Bij den Hond! De kracht van drie jongelingen steekt nog in dezen grijzenden reus. Als hij maar eerst weder bij u is, en onder zijn krijgslieden en paarden, dan wordt alles nog goed." »Laat ons dat hopen," antwoordde zij vriendelijk, en beloofde hem zijn raad te zullen volgen.

Bij een schoon gelaat had hij eene gladde tong, maar nog zwarter als zijn haar is zijne ziel bevonden. Toen hij een jaar koning was, noodzaakte hij alle jongelingen uit zijn staat, om jaarlijks in het kamp te komen en daar een schijnoorlog te maken.

O, hoe was zij bezorgd geweest over het lot van de beide dappere jongelingen, die zich zoo stoutmoedig binnen de benarde stad hadden gewaagd, om Anna te zoeken en zoo mogelijk te redden. En Anna drukte zij schreiende van vreugde aan haar hart.