United States or Vanuatu ? Vote for the TOP Country of the Week !


Iphigenie was nog niet geboren, zoolang ze lag omsponnen met stug "natuurlijk" proza; evenmin als Goethe hoewel op zich zelf gelijkend onder den "ijzeren Noordschen hemel" zich zelf kon worden.

Als hij aan de eerste lezing van Iphigenie werkt is hij bezig, in zijn kwaliteit van minister, recruten te keuren en hij aanschouwt veel ellende van dichtbij. Dit noopt hem tot zijn minnares Von Stein de volgende ontboezeming te richten: "....hier wil het drama niet vlotten; vervloekt! de koning van Tauris moet spreken alsof er geen enkele arme kousenwever in Apolda hongerde".

Iphigenie gedeeltelijk in rhytmiesch proza geschreven bevredigt hem niet, hoewel het wat den inhoud betreft een getrouwe afspiegeling is van zijn streven naar bezadiging. En niet alleen de gedachte dat er nog zoovele hongerige wevers en mijnwerkers in Sachsen wonen slaat hem met lamheid; hij begint ernstig te vreezen dat zijn scheppingskracht door een werkelijke ziekte is aangetast.

Maar: Onzoenlijk als zich tegen water 't vuur Vechtende weert en sissend zijnen vijand Tracht te verdelgen, zoo ook weert de toorn Zich tegen uwe woorden in mijn borst." IPHIGENIE: Als 't heilig licht der vredige offervlam Waarom de blijde dank zijn lofzang heft, Laat zoo voor mij ook uw genade stralen. THOAS: Hoe vaak heeft deze stem mijn hart vermurwd! IPHIGENIE: Reik mij de hand.

De nuanceeringen en de klankverbindingen in Goethes taal zijn hier zoo fijn, dat zelfs de ideale voordrachtkunstenaar ze niet alle ten gehoore kan brengen, dat ze slechts bestaan voor den geest van den zeer aandachtigen en gevoeligen lezer. Vandaar dat Goethe kon zeggen: Ik ben er nog nooit in geslaagd een volmaakte voorstelling van Iphigenie bij te wonen.

Thoas heeft nu het heft in handen, maar gebiedt niettemin wapenstilstand. List en geweld heeft Iphigenie beschaamd door haar kinderlijk vertrouwen. Thoas eischt van Orest bewijs, dat hij werkelijk Iphigenies broeder is. Orest wil een tweegevecht doen beslissen: de koning late zijn dappersten man met hem strijden; Thoas heeft in dit duel zèlf wel liefhebberij.

Nu Iphigenie met Pylades nadert, vraagt hij verwonderd of ook zij reeds naar de onderwereld is gekomen. Onderwijl dwingt Pylades zijn vriend, te herkennen "dit daglicht dat niet voor dooden straalt", en zich te haasten voor de vlucht.

IV. Uit de stemming van heiligheid en stilte, waarin de toeschouwer is verzonken, rijst Iphigenie weer met fluisterende, plechtige verzen, die geleidelijk in breedte toenemen. Ze bewondert Pylades, die een plan ontworpen heeft om het Diana-beeld te ontvoeren, en haar heeft voorgezegd welke rol ze daarbij moet spelen: haar is alles rein.

Iphigenie is "de schemering die waar en onwaar verbindt", die den toeschouwer laat zien wat hij nooit gezien, hooren wat hij nooit gehoord heeft; het drama waarin toevallige motieven, onafhankelijk van het grondgegeven, overbodig zijn.

Wie onze beschouwingen over Iphigenie heeft verteerd, dringt gemakkelijk zonder nadere voorbereiding in Tasso door en is tegen vele tegenwerpingen van de critiek gepantserd; hij begrijpt waarom men ook Tasso een "dramatiesch gedicht" wil noemen. Niemand geloove dat wij dit laatste drama ten achter stellen bij allerlei werken, die wij wel uitvoeriger bespreken.