Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
De twee zoo dicht bij elkander zijnde bruggen vermeerderen het gevaar; het water ijlt driftig onder de bogen door. Het rolt met vreeselijke golven, het bruist en schuimt er; de stroom schijnt met forsche vloeiende kabels de pijlers der brug te willen omverrukken. De menschen, die er hier invallen, komen niet weder te voorschijn; de beste zwemmers verdrinken er.
Met de dageraad staat ze op en roept haar kamenier niet, maar ijlt terstond naar haar zuster Anna. Bij Virgilius houdt zij dan een lange pathetiese rede tot haar zuster volgens alle regelen van de kunst, over haar liefde tot de vreemdeling, maar ook over de eed die zij haar gestorven echtgenoot gezworen had dat zij eeuwig weduwe zou blijven.
Het was tijd dat ik hem uit de dwaling hielp, anders zou hij op mij misschien ook een aderlating hebben toegepast. Ik ben niet ziek, zeide ik. Niet ziek? herhaalde de dokter. De knaap ijlt. Zonder te antwoorden sloeg ik het dek een weinig op en wees op Joli-Coeur, die zijn poot om mijn hals had geslagen. Dat is de zieke, zeide ik. De dokter deed twee stappen achteruit en wendde zich tot Vitalis.
Een ander leven vangt in den paartijd aan. Dan verlaten de mannetjes en wijfjes des nachts dikwijls hun hol en zwerven aan de oppervlakte rond om andere mollenpaleizen op te zoeken en hier bezoeken af te leggen. Het is gebleken, dat er veel meer mannetjes dan wijfjes zijn; eindelijk vindt de mannelijke Mol, misschien na velerlei moeite en strijd, een wijfje en tracht dit door geweld of goedheid aan zich te verbinden. Hij vestigt zich daarna met zijn liefje in zijn eigen of in haar hol en legt hier gangen aan, die op de gewone jachtgangen gelijken, maar voor een geheel ander doel bestemd zijn, namelijk om het wijfje er in op te sluiten, wanneer zich een medevrijer vertoont. Zoodra hij zijn lieve wederhelft op deze wijze in veiligheid heeft gebracht, keert hij onmiddellijk naar zijn tegenstander terug. Beide verwijden de gangen, waarin zij elkander aangetroffen hebben, tot een strijdperk en vechten nu op leven en dood. Intusschen tracht het opgesloten wijfje haar vrijheid te herkrijgen, graaft nieuwe gangen en verwijdert zich al verder en verder van haar gevangenis; de overwinnaar ijlt haar achterna en brengt haar weder terug; na velerlei strijd geraken de beide brommige kluizenaars aan elkander gewend. Zij graven nu gemeenschappelijk gangen om zich te beveiligen en ten behoeve van hun kostwinning; het wijfje legt een nest aan voor hare jongen, in den regel daar, waar drie of meer gangen in een punt samenkomen, en waar dus bij gevaar zooveel mogelijk gelegenheden om te vluchten zijn. Het nest wordt gemaakt door een eenvoudige kamer dicht te bekleeden met zachte, meestal stuk gebeten plantendeelen, hoofdzakelijk met bladen, gras, mos, stroo en andere dergelijke stoffen; het ligt gewoonlijk op tamelijk grooten afstand van de vroeger beschreven woonkamer, waarmede het door een loopgang verbonden is. Na een draagtijd van ongeveer vier weken werpt het wijfje in dit nest 3
Een man slaat zijn vrouw en laat zijn kind bevriezen voor zijn deur. Zal nu een vrouw haar vijanden verbranden en de oude Majoor de beren loslaten op zijn eigen bedienden? Ze overwint haar vermoeidheid, snelt den Majoor voorbij en ijlt in wilde vaart naar Ekeby.
Voort gaat de jacht; de Antilope vergeet door den grooten nood, waarin zij verkeert, ieder ander gevaar. Zonder schroom voor de menschen, die zij gewoonlijk met zorg ontwijkt, ijlt zij hen voorbij; de dicht aaneengesloten Hyenahonden volgen haar op den voet.
Zachtjes lei ze compressen op zijn voorhoofd. Hij kalmeerde wat. "Hoe is het met onzen zieke, mevrouw?" "Slecht dokter. Hij ijlt. Strakjes herkende hij me niet... Zijn arm is zoo vreeselijk geworden!" "Laat me maar eens zien." Zij lichtte hem bij met de lamp. "'t Is erg... Nee, zet asjeblief de lamp neer. U beeft zoo. Gaat u liever zitten." "Moet de arm"... "Nee mevrouw." "Wat dan, wat dan!"
Kees' zinnenprikkel helpt hem aan de hem gestelde eischen te voldoen. Nadat hij met het verlangde rapport van school is gekomen, vindt hij in het koffieuur een versierd ei op zijn waschtafel liggen. Een verrassing van zijn oudsten broer. Overgelukkig ijlt hij naar Moeder en vraagt haar het ei meteen te bakken voor bij zijn boterham.
PUCK. Mijn Elfenvorst, dit moet met spoed volbracht; Reeds ijlt naar 't west het drakenspan der Nacht; En zie, hoe ginds Aurora's bode gloort, Wiens glans de geesten, die nog waren, stoort, En grafwaarts drijft; 't verdoemde geestenheer, Dat aan een kruisweg of in 't kille meer Een graf vond, zocht alreeds zijn wormenbed; Beducht, dat soms de dag hun vloekbre smet Ontwaren mocht, verbannen ze uit de pracht Van 't licht zich bij de zwartgebrauwde nacht.
Een paar weken geniet hij 't vrije onbezorgde zwerversleven, dan raakt hun geld op en trekken de jonge dwazen op Annecy aan; daar gekomen, neemt hij afscheid van zijn vroolijken metgezel en ijlt naar Mme de Warens. Zijn hart klopt van vrees, door haar afgewezen te worden; niet de armoede ducht hij, maar haar afkeuring van zijn dolle streek.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek