United States or Bouvet Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een ander leven vangt in den paartijd aan. Dan verlaten de mannetjes en wijfjes des nachts dikwijls hun hol en zwerven aan de oppervlakte rond om andere mollenpaleizen op te zoeken en hier bezoeken af te leggen. Het is gebleken, dat er veel meer mannetjes dan wijfjes zijn; eindelijk vindt de mannelijke Mol, misschien na velerlei moeite en strijd, een wijfje en tracht dit door geweld of goedheid aan zich te verbinden. Hij vestigt zich daarna met zijn liefje in zijn eigen of in haar hol en legt hier gangen aan, die op de gewone jachtgangen gelijken, maar voor een geheel ander doel bestemd zijn, namelijk om het wijfje er in op te sluiten, wanneer zich een medevrijer vertoont. Zoodra hij zijn lieve wederhelft op deze wijze in veiligheid heeft gebracht, keert hij onmiddellijk naar zijn tegenstander terug. Beide verwijden de gangen, waarin zij elkander aangetroffen hebben, tot een strijdperk en vechten nu op leven en dood. Intusschen tracht het opgesloten wijfje haar vrijheid te herkrijgen, graaft nieuwe gangen en verwijdert zich al verder en verder van haar gevangenis; de overwinnaar ijlt haar achterna en brengt haar weder terug; na velerlei strijd geraken de beide brommige kluizenaars aan elkander gewend. Zij graven nu gemeenschappelijk gangen om zich te beveiligen en ten behoeve van hun kostwinning; het wijfje legt een nest aan voor hare jongen, in den regel daar, waar drie of meer gangen in een punt samenkomen, en waar dus bij gevaar zooveel mogelijk gelegenheden om te vluchten zijn. Het nest wordt gemaakt door een eenvoudige kamer dicht te bekleeden met zachte, meestal stuk gebeten plantendeelen, hoofdzakelijk met bladen, gras, mos, stroo en andere dergelijke stoffen; het ligt gewoonlijk op tamelijk grooten afstand van de vroeger beschreven woonkamer, waarmede het door een loopgang verbonden is. Na een draagtijd van ongeveer vier weken werpt het wijfje in dit nest 3

Nauwkeurige onderzoekingen hebben echter tot de uitkomst geleid, dat de Reeën alleen in Augustus paren. Evenwel doet zich hierbij het merkwaardig verschijnsel voor, dat de ontwikkeling van het jonge dier eerst na November merkbare vorderingen maakt, en dat de geheele draagtijd 40 weken duurt, hetgeen voor een dier van deze grootte buitengewoon lang mag heeten.

Na een zeer korten draagtijd werpt het Buideldier jongen. Deze komen in een veel minder ontwikkelden toestand ter wereld dan eenig ander Zoogdier. Zij zijn klein, naakt en blind en hebben slechts stompjes van ledematen. Dadelijk na de geboorte neemt de moeder hare jongen één voor één met den bek op en legt ze in den buidel aan een tepel; hieraan blijven zij hangen, totdat de zintuigelijke organen en de ledematen zich ontwikkeld hebben. Bij de vormen, die met een volledigen, zakvormigen buidel voorzien zijn, is deze voor de jongen niet alleen een nest en toevluchtsoord, maar zelfs kan men hun verblijf hier tot op zekere hoogte met een voortzetting van den draagtijd vergelijken. Het Buideldier verlaat, als het een zekeren trap van ontwikkeling bereikt heeft, van tijd tot tijd den buidel, om na een uitstapje van steeds langer wordenden duur er in terug te keeren; zijn geheele kindsheid door blijft het echter aan den tepel vastgehecht; bij meer dan één lid van deze merkwaardige orde, waar de eigenlijke draagtijd slechts één maand of iets langer aanhoudt, duurt de draagtijd in den buidel 6

Na een draagtijd van ongeveer 12 maanden brengt het wijfje een enkel jong ter wereld, waaraan het met de trouwste moederliefde gehecht is; met groote zelfopoffering zorgt het voor de voeding en ontwikkeling van haar kind en verdedigt het in tijd van nood met den moed en de woede, die het Walrussengeslacht onderscheiden.

In weerwil van de aanzienlijke grootte van eenige Kangoeroe's is de draagtijd van de wijfjes verbazend kort, die van den Reuzen-Kangoeroe b.v. slechts 39 dagen. Na afloop van dezen tijd wordt het jong geboren; de kiemtoestand, volgens de eigenlijke beteekenis van het woord, is dan geëindigd.

Tegen het einde van Augustus paren deze dieren; omstreeks het einde van Mei, dus na een draagtijd van 9 maanden, brengt het wijfje één jong ter wereld: een klein, bijzonder lief beestje, dat door de ouders liefderijk verzorgd en in geval van nood met zeer grooten moed verdedigd wordt.

Het gevaarlijkst is het Nijlpaard, als het een jong heeft te beschermen. Over de voortplanting, de geboorte der jongen en den duur van den draagtijd, heeft men in den laatsten tijd waarnemingen gedaan bij gevangen exemplaren; daar het reeds eenige malen is voorgekomen, dat Nijlpaarden in een dierentuin het eerste levenslicht aanschouwden.

In het noorden valt hij ongeveer in de maanden Augustus tot October, in de keerkringsgewesten begint hij eerst in het einde van October en duurt dan tot het einde van December. In het noorden werpt het wijfje in het einde van Februari of in het begin van Maart, in het zuiden tusschen de maanden Maart en Mei, dus na een draagtijd van 5 of 6 maanden, een enkel jong.

De wijfjes werpen na een draagtijd van ongeveer 10 maanden één of twee jongen, die zij lang zoogen, met den meesten zorg verplegen en in tijden van gevaar verdedigen. Naar men onderstelt, groeien de jongen niet snel. Alle Dolfijnen zijn veel minder dan de overige Cetaceën aan de vervolgingen van den mensch blootgesteld. Hunne ergste vijanden zijn de leden van hun eigen familie.

Na een draagtijd van zes weken werpt het wijfje in een droog hol 2 of 3 behaarde, maar nog blinde jongen; na 8 dagen openen deze de oogen en worden zij door de moeder medegenomen naar het water; soms geschiedt dit echter eerst een paar dagen later.