Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juni 2025
Dat dit feest van het St.-Lucasgilde, deze vierhonderdjarige herinnering aan ons luisterrijk verleden ons den boezem doe zwellen van vertrouwen in onze bestemming, van hoogmoed over de edelheid van het bloed, waaruit wij gesproten zijn.
Juist de verbinding met een primitieven hoogmoed geeft aan de hebzucht der latere middeleeuwen dat onmiddellijke, hartstochtelijke, geëxaspereerde, wat latere tijden verloren schijnen te hebben. Het Protestantisme en de Renaissance hebben in de hebzucht ethischen inhoud gebracht: haar gelegaliseerd als nuttige voortbrenging van welvaart.
Waarschijnlijk was ijdele hoogmoed geen grondtrek van zijn karakter; want nauwelijks kon hij buiten het dorp geraakt zijn, of hij vergat zijne nieuwe kleeding en tevens zijne hoedanigheid van krijgsman, om in vrijheid rond te kijken, hier en daar eene bloem te plukken, op de boorden der Neeth in het vlietend water te gaan staren, of wel, in eenen langen droom weggerukt, zoo achteloos over den hobbeligen weg te stappen, dat hij zelfs eens bijna met zijnen neus in het zand was gevallen.
Kapel, in uw beluik wil ik nog telkens bidden: «o Moeder Gods, zij steeds mijn troost! 'k Vergeet u nooit! Zoo volge uw machtige bescherming Mij op mijn gansche levensbaan!» Eene Geeraardsbergsche sage. Met zekeren hoogmoed spreekt de bevolking van Geeraardsbergen over de historische sagen en jaarlijksche feesten, welke aan de stad eigen zijn.
»Eilieve, vrouw Snibs! wat doet dat alles er toe," was Roestink ingevallen, om dien stortvloed van eigengerechtigheid, met geestelijken hoogmoed vermengd, een dam te stellen. Het mocht hem niet baten.
Hij had eene moeijelijke jeugd gehad; was van het eene examen voortgezweept geworden naar het andere, en had tot nog toe van de wereld weinig meer leeren kennen dan haar proza. Hem was bovendien zekere zwakheid van verbeelding eigen, die dezelfde uitwerking deed als anders de vooroordeelen van den hoogmoed doen.
En zij zag hem toen zooals hij was: dom, laf, opgeblazen van hoogmoed en ijdelheid het erbarmelijkste mensch, dat men zien kon. "Wees gerust," zei ze. En ze was ijskoud geworden. "Ik zal het doen." Maar nu werd Gösta Berling heftig bewogen. "Mevrouw de gravin mag het niet doen! Neen, u mag niet! U is immers een kind, een zwak, onschuldig kind, en u zoudt mijn hand kussen!
Die verbeeldden ook Hoogmoed van koningen en priesters wekkend Een donker, sterk geloof, een macht zoo wijd Als het door haar verwoeste deel der wereld, En wekken thans niets dan verbazing meer. Zoo staan ook de symbolen en werktuigen Der laatste slavernij van 't menschgeslacht Tusschen de woningen der volkrijke aard, Niet omgeworpen, maar door geen beschouwd.
Zij lieten zich niet veel in met de Kerels, die overigens hen met hoogmoed bejegenden en zorgvuldig vermeden over de zaken der Ambachten in hunne tegenwoordigheid te spreken.
Van dit alles wist-i alweer zeer weinig. Gemakshalve bepaalde hy zich tot den hoogmoed die by z'n nieuwen rang paste, naar-i meende. Als 'n jonge haan dien de kam zwelt, nam-i zich voor... o allerlei! Dit, o.a. dat-i nooit weer aan Femke vragen zou of ze "maagd" was, en ook niet wat toch die Bilderdyk kon bedoeld hebben met het malle woord wulpsch?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek