United States or United Kingdom ? Vote for the TOP Country of the Week !


Naar soezen stond Dorus' zin. Naar hobbelen bovenal....... Hop, hop, ging dus zijn wipgestoelte of het een bootje ware, door zefirs voortgeblazen over de blauwe deining, uit welke straks vrouw Venus opduiken zou. Nu vrouw Venus bleef hem verre, tot zijn geluk.

Wij zouden niet meer over rotsen behoeven te gaan, niet meer over boomstronken behoeven te schokken en te hobbelen; wij zouden niet meer in verraderlijke moerassen blijven steken en niet meer door moerasplanten en bosschen onze richting moeten zoeken. Den straatweg hadden wij maar te volgen, hij was onze vriend, onze gids, onze hulp. Hij bracht ons aan het doel.

Maar de oude grootmoeder mocht Teun graag hooren schertsen, en het doofstomme kind was overgelukkig als het hem naderen zag, en als hij het leerde knippen van steenen te maken om mosschen te vangen, en Sijtje zag Teun met groote, heldere, donkerblauwe oogen al heel vriendelijk aan, als hij den jongen voorthielp of liet hobbelen op zijn knie, tot hij van vreugd het eenig geluid maakte dat hij te voorschijn kon brengen.

Hij zat en hobbelde zich. Er steekt achter dat eeuwigdurende gehobbel van Indische menschen méér, dan een oppervlakkig waarnemer zoo wel vermoedt. Het kan namelijk bestudeerd worden als eene vrij vertrouwbare aanduiding van de gemoedsstemming der hobbelaars. Allen hobbelen maar met verschil.

Zij roept de eenden op, en ze hobbelen van allen kant toe; zij schopt naar ze met den klomp, en ze waggelen naar allen kant weg. "Bijaldien" onze Trijn onze Trijn niet was, zou ons eendenbedrijf niet ons eendenbedrijf zijn, zoo getuigt mijn vader. Ik, daar nu tegenover, ben tot het eendendom niet nut, maar verstrek op mijn beurt het ouderpaar tot vreugde, dewijl ik zulke "gaven" bezit.

Als hij den omnibus maar zag, voelde hij zich al hobbelen tusschen allerlei burgermenschen in, met een door het dansen veroorzaakte tergende jeuk, die hem noodzaakte aan zijn neus te wrijven elke vijf minuten, hij liep al in de gedrongen haasterigheid van het stationsperron, hij voelde zich het onbeduidende grijze landschap doorstoomen, verder de eenzame rit van Vreeland, Kortenhoef en 's Gravenland in het gemeene tentwagentje, met den viezen koetsiersjongen voor hem en den ouden hit, en dat alles om zijn naren dag door een nog naarder avond te laten volgen, zonder zelfs altijd bij Mathilde te kunnen zitten, korte woorden over het weêr en de huishouding met de meiden wisselend, neen, het was te akelig.

Waar is hij heen, de mooie weg? Vergaan? Onder den grond verdwenen? Waarom moeten we weer zoo akelig schokken, hossen, hobbelen? Ach, ontrouwe, dien ik trouw en krachtig waande! Was hij maar nooit gekomen! Had hij ons maar zoo bitter niet gefopt!

Hij zeî: alla, jongens! en siste met de tong; de paarden trappelden wat, met een schokje ging men vooruit al ratelend over de steenen; door het hobbelen bibberden de aangezichtsvellen, vooral het losse dunne van den ouden heer, en Jozef kreeg jeuk in de hoekjes, waar zijn neusvleugels aan de wang eindigden. Maar hij verdroeg dien, want onder Mathildes oogen wilde hij zich niet krabben.

Dan weêr sprongen de groene knopjes overal op, schoten overal te voren, als jonge stemmen van een koor, dat hoop verkondigde, tusschen het onverschillig hobbelen van het rijtuig en de vaalheid, het grijs-bruine van het bosch. Een scheut zon geelde over het bloeyende hout heen en kleurde de groene propjes teeder en verzilver-blauwde de stammen en takken.