Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 oktober 2025


Mijn naam is Knox, en mijn kameraad heet Hilton." "Maar waar zijn dan uw bever-vallen, master Knox? want als gij die niet hebt, zult gij niet veel vangen, vrees ik." "Die zijn ons daarbeneden aan de San Juan-rivier, door dieven ontstolen, waarschijnlijk door Indianen. Misschien komen wij wel aan een kamp, waar wij andere zullen koopen.

Daar had de jeugdige ingenieur heel dikwijls het ongenoegen, zijn medeminnaar James Hilton te ontmoeten, een grooten lummel met rosachtig haar, blankwitte huid, en een met vlekken bezaaid gelaat, die machtig veel van groote zomersproeten hadden.

Morgen zouden Knox en Hilton aan den martelpaal sterven, en de andere blanken misschien hetzelfde lot ondergaan. Dat was voor de Roodhuiden een groot feest, waartoe zij vroegtijdig gereed moesten zijn. Daarom begaven zij zich, na zoo laat hun avondeten genuttigd te hebben, dadelijk ter ruste.

En dat komt ook overeen met hetgeen gij van Knox en Hilton vernomen hebt. Wij moeten het spoor...." Hij werd in de rede gevallen door Winnetou, die naar de beek was gegaan, en die, in het oeverwater wijzende, zei: "Mijn broeders kunnen hierheen komen. Het is de roodharige kornel geweest." Zij gingen mede, en keken in het water.

Toen hij evenwel die meening in tegenwoordigheid van James Hilton uitte, begon deze luidkeels te lachen. "Gij gelooft dus dat er geen leeuwen zijn?" vroeg hij, toen zijne lachbui over was. "Dat komt daar vandaan, dat gij er niet op geoefend zijt om ze te zien." "Mooi zoo! Een leeuw te midden van die kale vlakte niet zien!" antwoordde Cyprianus op spottenden toon.

Maar de Roodhuiden zaten ook de zes op de hielen; vier hunner waren gisteren nog gevallen, en de twee aanvoerders, Knox en Hilton, waren de eenigen, die het geluk gehad hadden aan de wrekende pijlen der Indianen te ontkomen. Daarover waren zij aan het spreken, toen zij het bosch naderden. Daar aangekomen, vonden zij het Indianen-pad en volgden dat.

"Den rechterduim!" gebood de Groote Wolf. De armen der gevangenen waren zoo gebonden, dat de handen vrij hingen. De voor het front getreden Roodhuiden splitsten zich in twee groepjes, het eene was voor Hilton, het andere voor Knox. Zij namen een afstand van twaalf passen, en stonden achter elkander.

"Welnu, ik wed om tien pond," zei James Hilton, "dat vóór wij een uur verder zijn, ik er u een zal wijzen, dien gij niet opgemerkt zult hebben!" "Uit beginsel wed ik nooit," antwoordde Cyprianus; "toch vraag ik niet beter dan door de ondervinding geleerd te worden."

Het gevolg daarvan was dan ook, dat het Betjuanen-opperhoofd zich uiterst goed gestemd toonde om al de inlichtingen te verschaffen, die van hem verlangd werden en die, om begrepen te worden, door tusschenkomst van James Hilton verkregen moesten worden.

"Een goede inval!" zei plotseling James Hilton, die, in zijne hoedanigheid van geboren Afrikaan van Schotschen oorsprong, zeer zuinig van aard was, "waarom zouden wij met ons vieren geen vennootschap aangaan? Iedere kans zou dezelfde blijven, en de onkosten zouden veel minder wezen, daar zij door allen gedragen werden!" "Dat komt mij zeer juist voor," zei Friedel.

Woord Van De Dag

veerenbed

Anderen Op Zoek