United States or Niue ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Ik was aan het hengelen, meester, en.....» »Ha zoo, heb jij je tijd verhengeld? Dat is ferm van je, niet waar, BobBob mompelde zoo iets van: »Kon 't niet helpenmaar veel verstonden wij er niet van. »Niet helpenvroeg de meester gestreng. »Dat is eene kinderachtige uitvlucht, Bob, waar zich alleen flauwe zielen achter verschuilen. Je kunt gaan zitten, maar moet om twaalf uur nablijven.

Den gewonen burger Cæsarion, die zich den tijd verdrijft met hengelen, en met de boeken die hij gaarne leest, zal men licht veroorlooven zich een vrouw te kiezen naar zijn eigen smaak, en van hoe geringer afkomst zij is, zooveel te zekerder krijg ik de toestemming van mijn Romeinschen voogd."

Twee kinderen waren aan het hengelen in de schaduw van een boom. Het oudste, dat geheel in zijn werk verdiept was, trok zijn hengel voorzichtig uit het water; het jongste, dat in het gras lag, ondersteunde zijn blond, verwaaid hoofd met zijn hand, terwijl hij met zijn groote, peinzende oogen in het water staarde. Waaraan dacht hij?

Eens op een dag, dat ik weer tusschen de rotsen zat te hengelen en moeder vischarend op mijn vischwater kwam af zeilen, klonk haar kreet niet als gewoonlijk: Tsjip, tsj'wie! Tsjip, tsjip, tsip, tsj'wie-ie-ie? Dat was de groet van den visscher wel, o ja, duidelijk genoeg, maar het klonk anders, er was iets zegevierends en voldaans in, zoo iets van: "kijk nu eens hier!"

Ze vond eerder, dat alles er nog wel 't zelfde uitzag. Daar was de vijver, die in haar jeugd vol visschen was, en waar niemand durfde hengelen, omdat Vader wilde, dat men de visschen met rust zou laten. Daar was de knechtenkamer en de schuur, en de stal met de etensbel boven den eenen gevel, en den weerhaan boven den anderen.

Zij kreeg alle jaren te Paschen een pot-lammetje en hield op den zolder meer dan twintig duiven die uit haar hand aten. Zij groette de knapen van het dorp niet als "mannen" of "vrinden", maar als Jannen, Henken, Koerten, of hoe zij heeten mochten. Zij zag niet op tegen een beetje sneeuw of een beetje vorst, en had honderdmaal in haar jong leven in een regenbui zitten hengelen.

En zóó vaarde hij over het ruischende water en door het ruischende land, en hij wrikkelde maar vooruit, en zong kijkend over de natte velden: "Het regent, regent, jongens nu is het weder frisch. Ja! roept men door het venster dat regen welkom is!" In dat heerlijke waterlawijd was er nergens een mensch, ja toch één, een visscher, weggedoken in lederen overjas, aan 't hengelen.

Kadraai is in de scheepstaal het vaartuig, waarmede zoetelaars aan boord van groote schepen varen om hunne ververschingen uit te venten; ook zulk een zoetelaar zelf. Dewijl deze zoetelaars alle kaaien omvaren, waar schepen liggen, en om die schepen hengelen en draaien, worden zij kadraaien genoemd, zegt Winschoten in zijnen Zeeman op dat woord. Praauwmajang: een kleine prauw.

Daar viel zijn oog op verscheiden Utah-vrouwen, die op den oever van het meer aankwamen; zij hadden het noodige in haar handen om naar visch te gaan hengelen. Hij maakte Winnetou opmerkzaam op haar, en zei: "Als men die squaws beluisteren kon, zou men misschien wel iets van de plannen harer krijgslieden te weten komen."

Mietje de Wilde, Kees de Wilde, Piet en Jan de Wilde, allen verklaarden met eenstemmigheid dat godsdienst, vriendschap, hengelen, droomen, bloemkool en goochelen schoone zaken waren die veel vermaak gaven aan 't menschdom! 't Was 'n stortvloed van schoone zaken en vermakelykheden. Wat zou de pruik doen? Ze deed wat in de gegeven omstandigheden 't beste was, en meer kan men niet verlangen.