United States or Pitcairn Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nevens den meer frieschen en saksischen form Eelke is ook de meer hollandsche form Eeltje als mansvóórnaam in gebruik. De groote friesche dichter Eeltje Hiddes Halbertsma b. v. heette alzoo. Eelke en Eeltje nu zijn verkleinformen van Ele, Elo, ook in dezen form als mansvóórnaam by de Friesen in gebruik.

Het Friesche oorijzer was oorspronkelijk een ring, zooals nog de Zeeuwsche benaming "beugel" of "hoepel" getuigt. Inderdaad leeft in de Friesche oorijzers nog voort de Oudgermaansche hoofdband of diadeem; dit is bepaaldelijk betoogd door den Frieschen oudheidkundige J. H. Halbertsma in zijn opstel over Den Ring van Epe, Overijsselsche Almanak 1849.

Aangezien nu de Friezen, althans na KAREL den groote, van het zwerven en veroveren hadden afgezien, en zich door eene bijzondere gehechtheid aan hun land kenmerkten, is hier kwalijk aan slavernij te denken, ten zij gevangen genomen Noormannen daarin vielen. Zoo denkt ook HALBERTSMA in zijne Letterkundige Naoogst, 1840, I 135, 138.

Ook onzen dichter GYSBERT JACOBSZ. met vrouw en zoon. Zie HALBERTSMA, Hulde, II 299. VITRINGA, I 430; BOSSCHA, II 18; AITZEMA, XI b 1034 env. De Oorlogen met Frankrijk.

Uit vrees van nog niet in staat te zijn iets goeds te kunnen leveren, kon ik toen niet bewilligen in het aanbod van Do. J. H. Halbertsma, om deze tabellen voor mij uit te geven. Doch Friesland heeft nog eene andere betrekking op dit onderwerp, welke ik hier mede gaarne herinner, omdat het een der sieraden onzer Nederlandsche letterkunde geldt.

E. HALBERTSMA in de Lapekoer fen Gabe Scroar, 1834, 226. Der Friezen aandeel in de Kruistogten naar het Heilige land. 1096-1270. In het laatst der elfde eeuw werden de Christenen van het westen en ook de Friezen opgeroepen tot deelneming in een strijd, welke geheel Europa in beweging bragt.

Maar noch de taal, noch het volk, hebben wij in oorspronkelijke zuiverheid te zoeken in deze negentiende eeuw. Wij moeten daartoe hooger opklimmen, en dan kan ook het tegenwoordige Landfriesch ons helpen haar te vinden. Het Friesche volk, als door eene betooverende aantrekking tot het water verlokt, gelijk de geleerde HALBERTSMA ergens schrijft , bewoonde de kustlanden der Duitsche zee.

Voorzeker was het niet vreemd, dat zulk eene rigting, welke alle lessen der godsdienst tot vrede en zachtmoedigheid versmaadde, aanleiding gaf tot oneindige kuiperijen en partijschappen, welke de rust van den Staat bestendig in gevaar stelden en de uitvoering van gewigtige verbeteringen beletten. Aan het slot der Voorrede van zijne Beschrijv. end Chronijck van 1655. Zie ook HALBERTSMA, Letterk.

Want oorspronkelik behoort de s van sma en sna niet tot dit achtervoechsel, maar by den stam van den geslachtsnaam, by den mansvóórnaam die aan den geslachtsnaam ten grondslag ligt. Halbertsma wil dus eenvoudig zeggen: de ma of man, dat is: de zoon of de volgeling van Halbert, van den stamvader die Halbert heet; dus Halberts man. En Geertsema is Geertes man, de zoon van Geert.

Vele oorzaken en aanleidingen van de reformatie in dit gewest zijn mede uit allerlei bronnen nagespoord en grondig behandeld in het uitmuntende werk: Geschiedenis der Doopsgezinden in Friesland, door S. Blaupot ten Cate, Leeuw. 1839, alsmede in het belangrijk werk: De Doopsgezinden en hunne herkomst, van J. H. Halbertsma, Dev. 1843.