United States or Cayman Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


In het Friesch-museum te Leeuwarden zijn de verschillende verwordings-vormen van het friesche oorijzer bijeengebracht en in de catalogus, door den conservator Mr. Uit deze serie blijkt in ieder geval om hier zoo min mogelijk op historisch terrein te komen, dat het friesche oorijzer thans belangrijk breeder is dan het vroeger was, dan een van de andere oorijzers die in Nederland ooit geweest zijn.

De doek is echter steeds rood, zooals bij de volwassen menschen. Het groote verschil ligt echter in de hoofdtooi. Kinderen beneden de zes jaar dragen nog geen oorijzer, maar een zwart kapje van voren met een dikken rand astrakan. Dit kapje heet de nette, het is, behalve de astrakan-strook, van zwarte stof met garneeringen.

Deze beugel met krullen is een vorm van het oorijzer der Friezen, en wijst op Frieschen invloed. Hij schijnt vroeger te hebben doorgeloopen over het voorhoofd maar is later ingekrompen en omgebogen, om er versiersels aan te kunnen bevestigen en daaraan hangen nu strikken. Van de versierselen van het hoofd noemen wij nog de naalden.

Het oorijzer en de onderkap schijnen dus door de blauwe tule heen, wat een zeer rijk effect maakt. Het oorijzer wordt vastgehouden, en aan de bovenmuts gespeld door de kapspelden, die achter de pooten zitten. Naast de pooten, op het voorhoofd, komen de veertjes, kromme gouden naalden, die onder de bovenmuts gestoken worden en gedeeltelijk het voorhoofd bedekken.

Dit wijst op grooter rijkdom bij de Friezen, wat eveneens blijkt uit het nationale costume dat bij het oorijzer hoort, althans, wat er thans bijgedragen wordt door dames die zich in nationale kleedij wenschen te steken. Deze doek en schort, zijn evenals de witte flodder-muts van dikwijls zeer kostbare, sierlijke en fijne kant. Daarover de zwarte muts.

De heele hoofdtooi wordt gevormd door: een bandje dat het haar vastbindt, waarover de zwarte onder-muts met "toet". Die toet van stijf papier geeft een soort hoorn boven het voorhoofd. Daarover komt de muts van gebloemde zijde met zijden boordbanden die onder de kin in wijd uitstaande, stijve, lange dunne strikken worden saamgebonden. Daarover gaat het oorijzer, vastgehouden door een zwarte band.

De sierlijke hoofdbedeksels der vrouwen zijn een nuanceering van de Friesche, het oorijzer is er zelfstandig opgevat en ontwikkeld; ook de oude kleeding der stam-Friezen en der echte Zeeuwen stemt met elkander overeen. Dat overheerschend Friesche karakter vindt men in het delta-gebied van den noordelijken Maasoever tot de grens van Vlaanderen.

Daarover gaat het oorijzer, een ongeveer vijf-centimeter breede strook van goud, eindigend in vierkante met filigraan bewerkte zijstukken, genaamd: "de pooten". Daarover komt de bovenmuts, zeer dikwijls van echte kant, van voren een breede strook, naar achter een nog breedere, zeer sterk en mooi regelmatig geplooide "Kappekant-strook". De bol wordt gevormd door zeer fijne blauwe tule.

Over de haren draagt de vrouw een wit mutsje, dan de zwartsatijnen muts, en hierover het oorijzer. Over het oorijzer ging de groote floddermuts. De lange floddermuts vindt men nog op de Zuidhollandsche eilanden; in Friesland, Groningen en Noord-Holland is zij korter en korter geworden. Bewesten Utrecht vindt men de Noordhollandsche muts met opgeslagen punten.

In Noord-Holland worden de eenmaal omgebogen gedeelten, vierkant en plat, aan het breede oorijzer geklonken. Deze vierkante stukken heeten in Holland boeken of pooten, in haakvorm token. Men gaf ze allerlei vormen, allerlei versierselen, als dierenkoppen, bloemvazen enz. In Groningen en Drente spreekt men van stiften, in Friesland van knoppen, in Zeeland van stikken.