Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 mei 2025
Met de grootste vriendelijkheid werd dit goed gevonden en al wat ik ervoor noodig had, werd te mijner beschikking gesteld. Kapitein Mogg van de gestrande Bonanza wilde ook met de post verder reizen en trachten, San Francisco te bereiken, om dan in het volgend jaar met een nieuw schip weer naar de noordelijke breedten te trekken. Den 29sten September keerden wij naar de Gjöa terug.
Op de Gjöa woonden luitenant Hansen, Manni en ik; in ons huis aan wal de andere vijf van ons; vijftig meter verder westwaarts lag Stens huis, dat van planken en balken uit de Bonanza was opgetrokken en er als een villa uitzag. Het bestond uit twee kamers, waarvan de eene bestemd was voor Sten met zijn vrouw Kataksina en zijn dochtertje Anni, en de andere voor den harpoenier Jimmi met zijn vrouw.
Ik had hun de plek van de ligging der Gjöa aangeduid, en ze begrepen mij goed en noemden ze evenals de Ogluli's hadden gedaan, Ogchjoktu. De omstandigheden hadden mij ook ditmaal verhinderd, zoo ver te komen, als ik graag wou, maar we moesten tevreden wezen, dat we een dépôt toch zooveel verder het land in hadden aangelegd. We hadden het onder de hoede der Netsjilli's gelaten.
En zie daar, de weg, waar we twee en een halven dag over hadden gedaan, een eind van tien kilometer, werd nu in vier uren afgelegd. Maar nu waren dan ook onze sleden belangrijk lichter. Om elf uur in den voormiddag verrasten we onze kameraden op de Gjöa door onze onverwacht spoedige terugkomst.
Talurnakto was aan het roeien met twee riemen niet gewend en kon niet in de maat blijven; hij stiet telkens tegen mijn riemen, en deed meer kwaad dan goed. Het vlakke bootje draaide zich ieder oogenblik om en wees met den neus weer naar huis. Van de Gjöa uit zagen ze ons manoeuvreeren en bereidden zich al voor op onze terugkomst.
Dat was niet erg, maar als het ijs in ernst vast werd, kon de Gjöa om den springvloed niet op het bij eb blootliggend strand blijven, en zoodra dan ook den volgenden dag de wind bedaarde, trokken we het schip naar buiten en verankerden het op vijftig meter afstands van het strand. Verder van de dierbare proviandtent wilden we niet graag zijn.
In rechte lijn hadden we 25 mijlen te gaan, maar als we alle hoeken en bochten meerekenden, dan hadden we met de boot meer dan 50 zeemijlen afgelegd. Wij hadden drie dagen noodig, om geheel in de Schwatkabocht te komen, maar wij moesten vaak heen en weer gaan. Hier sloegen wij de tent op en lieten die staan, toen we den volgenden morgen naar de Gjöa teruggingen.
Wij voeren tot bij een groot stuk grondijs, dat aan den buitenkant van het wrak lag en maakten er de Gjöa aan vast. Hoe weinig vermoedden wij, dat King Point onze verblijfplaats voor tien maanden worden zou! We roeiden aan land, om de Bonanza en Stens kleine kolonie te zien.
Op dek genoot ik van den zonneschijn, zoo vaak hij doorbrak; ik hield mij zoo kalm mogelijk, maar ik gevoelde angst, toen wij de eilandengroep De la Roquette naderden, tot waar in 1875 Sir Allan Young met de Pandora was doorgedrongen, en waar hij op een ondoordringbaren ijsmuur was gestooten. Zou de Gjöa gelukkiger zijn?
Aan het kleine schip, de Gjöa, was het lot beschoren, die taak te mogen vervullen. Dat had de Gjöa niet gedroomd, toen ze op de Rosendalwerf te Hardanger als haringschuit werd gebouwd. Ofschoon er tusschen de fjorden veel wordt gedroomd!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek