Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juni 2025


Dat antwoord had Gesius ontvangen uit de cel, die op den verbeterden platten grond als cel VI aangegeven staat. De lezer heeft zeker terstond begrepen wie die ongelukkigen waren, en zich verheugd dat eindelijk Ben-Hurs moeder en zuster gevonden zijn. Op den morgen van hare gevangenneming had men haar naar de burcht gebracht, waar Gratus haar dacht op te sluiten.

Men kan Cesar uitlachen, de goden vloeken, en leven. Een beleediging echter, den adelaren aangedaan, is ... nu, Gesius, gij weet wat er dan volgt. Ga voort. 't Is nu ongeveer acht jaren geleden, dat Valerius Gratus mij benoemde tot bewaarder der gevangenissen in den burcht, antwoordde de man ernstig. Ik herinner mij nog zeer goed den morgen, waarop ik mijn ambt aanvaardde.

Alle aanwezigen luisterden met gespannen aandacht, doodelijke stilte heerschte in het vertrek. Zoodra de gevangene bemerkte dat hij weer in zijn oude cel was, vervolgde Gesius, greep hij mijne hand en geleidde mij naar een gat in den muur, even groot als dat, waardoor wij gewoon waren hem zijn rantsoen te geven. Gisteren was het aan mijne aandacht ontsnapt.

De hulp was nabij! Vergeten waren, voor het oogenblik althans, pijn, honger, dorst. Opnieuw lachte de hoop haar toe. Na een korte poos, de tijd dien Gesius noodig had gehad om zijn verslag aan den commandant te doen, drong het geluid van hamerslagen tot de gevangenen door. Ademloos luisterden zij, begrijpende wat dat beteekende. De deur, die zoolang gesloten was geweest, werd opengebroken.

Van melaatschheid was niet bij den armen afgeleefden grijsaard te bespeuren. Gij denkt dus.... Ik denk, commandant, dat er in die acht jaren slechts één man gevangen heeft gezeten. De commandant zag Gesius scherp aan en zeide: Wees voorzichtig! Weet gij wel waar gij Gratus van beschuldigt? Gesius boog het hoofd en zeide: Hij kon zich vergist hebben.

Ik wilde heengaan, maar hij riep mij terug en zeide: Daar bedenk ik nog iets. Geef mij den platten grond van de onderaardsche cellen. Ik gaf hem het verlangde. Hij spreidde de kaart voor zich uit op de tafel, wees met den vinger op cel nommer vijf, en zeide: Hier, Gesius, deze cel.

Daar zitten drie mannen gevangen, gevaarlijke lieden, die achter een staatsgeheim hebben weten te komen en hier voor hunne nieuwgierigheid boeten. Tot straf zijn zij van oogen en tong beroofd, en levenslang opgesloten. Zij mogen niets hebben dan water en brood, dat gij hun toereikt door een gat in den muur, dat van buiten gesloten wordt met een schuif. Hebt gij mij goed begrepen, Gesius?

Ik ben hier levend begraven met mijne dochter. Help ons gauw, of wij sterven. Ik riep haar toe nog even geduld te hebben en spoedde mij tot u, om uwen wil te vernemen. De commandant stond haastig op. Gij had gelijk, Gesius, zeide hij. Ik begrijp er alles van. De kaart was valsch en het verhaal van de drie gevangenen was een leugen. Er zijn betere Romeinen dan Valerius Gratus.

De sterren fonkelden boven haar hoofd, evenals van ouds. Zij verlustigden zich een oogenblik in dien aanblik, maar toen vraagden ze elkander droef te moede: Wat nu? Waarheen? Ongeveer terzelfder tijd dat Gesius voor den commandant verscheen, beklom een voetreiziger den Olijfberg van de oostzijde.

Hij rammelt met een bos zware sleutels, waardoor hij terstond de aandacht van den overste trekt. Zoo, Gesius, kom binnen, zegt deze. Wat is er? Commandant, luidt het antwoord, ik durf u bijna niet zeggen wat ik gevonden heb. Alweder een vergissing, Gesius? Wist ik zeker dat het slechts een vergissing was, dan zou ik niet bang zijn. Een misdaad dus? Of nog erger ... een plichtverzuim.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek