Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 oktober 2025


Een ridder gromde verstoord: "Maar, veldheer, indien men dus allen buit den Gentenaren toekent, wat zal er dan voor ons en onze wapenknechten overblijven?" "Onze wapenknechten, indien zij met de Gentenaars in den burg dringen, zullen recht tot plunderen hebben, evenals zij.

Dewijl dezen boven de muren in eenen drukken strijd waren gewikkeld, konden de Gentenaars, door een gedeelte der Fransche wapenknechtcn gevolgd, in het klooster sluipen, zonder eenigen tegenstand te ontmoeten. Toen zij in genoegzaam getal door den muur gedrongen waren, vertoonden zij zich en begonnen "zege! zege!" te roepen.

Gij begrijpt evenwel, heer proost, dat ik, om eene bende Gentenaars en hunne oversten tot verraad over te halen, want wat gij gaan doen is verraad, om dus eenige ridders en vele wapenknechten om te koopen, hun groote sommen gelds heb moeten beloven." "Groote sommen gelds?" herhaalde de proost met eenig mistrouwen.

De veldheer Gervaas Van Praet en zijne ridders waren van gevoelen dat men voor dien dag de bestorming hoefde te staken; maar de Gentenaars, beschaamd over hunne vruchtelooze poging of verwoed over het verlies van den hun beloofden buit, wilden van geen terugwijken hooren.

Onderwijl maakten de Gentenaars en de ridders evenwel groote toebereidselen om eenen nieuwen en beslissenden stormloop te wagen; want op de Markt, onder het gezicht der Kerels zelven, bouwden zij eenen houten toren, ladders en beukgestellen. De kastelein Hacket had deze dagen van rust niet werkeloos laten voorbijgaan.

De Gentenaars, om eene breede baan te vinden, waren van de Gentpoort naar de Steenstraat afgedaald, en hunne eerste benden trokken nu langs de oostelijke zijde der Markt, voorbij de St-Christoffelskapelle, de St-Jacobsstraat in, om plaats te maken voor degenen die moesten volgen.

Dat komt zóó: De Gentenaars lieten voortijds de kiekens en ander pluimgedierte op de markt te Oudenaarde opkoopen. Toen ze nu eens, om Philips den Goeden rijkelijk te kunnen onthalen, volgens de Oudenaarders hierin wat te radikaal te werk gingen, trachtten deze hen dit te beletten en voegden hun toe: "Wij kunnen zelf onze kiekens wel opvreten"; zie Belgisch Museum V, bl. 440.

Mijnheer Gwyde voerde het bevel over de linkervleugel en had al de mindere ambachten van Brugge met zich; Eustachius Sporkyn met de lieden van Veurne stond in het midden dier bende: de tweede schaar had Mijnheer Jan Borluut tot Aanleider, en telde vijfduizend Gentenaars: de derde schaar stond onder Mijnheer Willem van Gulik, en was uit de wevers en vrijlaten van Brugge gevormd: de rechtervleugel, die tegen de wallen van Kortrijk raakte, bestond uit de beenhouwers met hun Deken Breydel en de Zeeuwse laten; Mijnheer Jan van Renesse was over dezen bevelhebber.

Rijhove liet zijn vroegeren makker gevangen nemen en deze werd te Gent als verrader ter dood gebracht. De Gentenaars waren niet zoo genadig als eens de prins van Oranje was geweest. De katholieke partij had in Hembyze haar hoofd verloren, zij moest zich voorloopig aan de maatregelen harer tegenstanders onderwerpen.

Hij groette de bijzijnde ridders met de hand, en rende snellijk in de richting der abdij van Groeninge. Gwyde beval Jan Borluut dat hij zijn mannen over het slagveld spreiden zou, om de gewonden onder de lijken uit te halen, en de dode ridders in de legerplaats te brengen. De Gentenaars, op het slagveld tredende, bleven plotseling staan, alsof een ijslijk gezicht hen verstomd hadde.

Woord Van De Dag

palaemon

Anderen Op Zoek