United States or Mongolia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daarop nam hij een pen en schreef op de eerste bladzijde: "Een geschenk aan het kind, dat, als het eenmaal een kunstenaar geworden is, zich den kapper van Mende herinneren zal." Ik weet niet of zich in dien tijd andere muziekonderwijzers in Mende bevonden dan de barbier Espinassous, maar dezen hebben wij gekend en wij hebben hem nooit vergeten.

Ik hield veel van Mattia toen wij te Mende kwamen; maar toen wij de stad verlieten, hield ik nog veel meer van hem. Niets maakt de vriendschap inniger dan de zekerheid, dat zij wederkeerig is. Geen grooter bewijs voor zijne genegenheid kon Mattia mij geven dan, zooals hij nu gedaan had, het voorstel van Espinassous te weigeren.

Mijn vriend verlaten! dat zou mij niet mogelijk zijn. Ik dank u zeer voor uw aanbod, mijnheer. Espinassous bleef echter bij hem aandringen en beweerde, dat, als Mattia zijn eerste opvoeding bij hem genoten had, men wel een middel zou vinden, om hem naar Toulouse te zenden en vandaar naar het conservatoire te Parijs; maar Mattia antwoordde onveranderlijk: Nooit zal ik Rémi verlaten.

Ik heb Mattia zich zien ontwikkelen en opgroeien; en zoo het al wezen mocht, dat in den tijd, waarin hij onder leiding van denzelfden onderwijzer als Arthur en ik, geen groote vorderingen maakte in het latijn en grieksch, des te meer vorderde hij in de muziek bij de onderwijzers die mijne moeder hem gaf, en het was gemakkelijk te voorzien, dat de voorzegging van Espinassous, den kapper-musicus van Mende, eenmaal bewaarheid zou worden.

In tegenwoordigheid van Espinassous kon ik hem niet zeggen, welk een indruk die woorden "mijn vriend verlaten" op mij hadden gemaakt; maar toen wij alleen waren, drukte ik hem met aandoening de hand en zeide: Van dit oogenblik af zijn wij tot aan den dood toe aan elkander verbonden. Hij zag mij met zijne groote oogen glimlachend aan. Dat wist ik vroeger ook al, zeide hij.

Nadat wij ons met de uiterste zorg gekleed hadden, of liever schoon goed hadden aangetrokken, de eenige weelde, die wij ons konden veroorloven, daar wij geen andere kleederen bezaten dan die, welke wij op onzen rug droegen, namen wij ons muziekinstrument, Mattia zijn viool en ik mijn harp, en we begaven ons op weg naar den heer Espinassous.

Welnu, mijn jongen, ik wil toch iets voor u doen, zeide Espinassous; ik zal u een boek geven, waaruit gij alles kunt leeren, wat gij niet weet. Hij begon toen in zijn laden te zoeken: na geruimen tijd vond hij een boek, dat den titel droeg: Theorie der muziek; het was een oud versleten boek, maar dat deed er niets toe.

Ik hoop, dat wij in goede handen zijn gevallen, zeide Mattia in het italiaansch. En de oogen van mijn reisgezel schitterden van blijdschap. Ongetwijfeld zou de heer Espinassous onmiddellijk al onze vragen beantwoorden: hij zou niet verlegen staan om ons alle redenen op te sommen, waarom de mollen de tonen verlagen en de kruizen die verhoogen.

Ik heb reeds verteld, dat er verscheidene instrumenten tegen den muur hingen, waaronder zich ook een klarinet bevond, die Mattia loshaakte en waarop hij toen begon te spelen. Ik speel ook op de klarinet en de trompet, zeide hij. Speel dan maar voort! riep Espinassous. En Mattia speelde op elk instrument een stukje.

Terwijl wij dit uithangbord gadesloegen, dat gewoonlijk door een barbier gebruikt wordt, trad ons juist een man voorbij, aan wien wij de woning van den heer Espinassous vroegen. Daar binnen, gaf hij ten antwoord, op den barbierswinkel wijzend. Waarom zou een muziekonderwijzer ook niet in dezelfde woning als een barbier gehuisvest zijn?