United States or Jersey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Willem Eggert voldeed aan de verwachtingen, door den Graaf van hem opgevat: hij herstelde den toestand der Geldmiddelen en oogstte er den dank voor in zijns meesters, die hem met gunstbewijzen overlaadde, hem met het slot en stedeken van Purmerende, het aangelegen Purmerland en de dorpen Nek en Ilpendam beschonk, en zijn zoons tot ridders sloeg.

Wel had de Amsterdamsche koopman, zoogoed als zij, mannen van wapenen uitgerust om den Graaf in den Arkelschen krijg te dienen: wel had hij bovendien door aanzienlijke voorschotten in geld, den Graaf in de mogelijkheid gesteld dien krijg te voeren, maar die gedachte zelve, dat een eenvoudige poorter meer doen kon en ook meer deed dan zij, moest reeds strekken om hen tegen Eggert te verbitteren, en de overweging dat iemand, die aan finantiëele kennis een helder doorzicht in zaken en een onkreukbare eerlijkheid paarde, beter dan een van hen geschikt was om de orde in de verwarde geldmiddelen te herstellen, gold weinig bij lieden, die tot dien tijd juist die betrekking van Trezorier hadden aangemerkt als een middel om hem, die haar bekleedde, en niet het Land te verrijken.

Waar ter bevordering der stadsbelangen, ten nutte der burgerij, ter ondersteuning van armen of lijdenden iets verricht of gegeven moet worden, daar is Willem Eggert gereed, met raad en daad te helpen: en zoo is het gekomen, dat evenzeer de deftigste magistraat als de geringste dagloonersweduwe hem liefhebben en in eere houden.

Nog eene andere stichting had de stad aan Willem en Jan Eggert te danken, te weten van een college, in de Oude Kerk, ten einde de getijden te zingen, en dagelijks een gedeelte van het Evangelie te lezen en er, des Zondags, eene uitlegging van bij te voegen en andere philosophische en theologische lessen te geven.

Zij is deze: voor eenige dagen is aan "de Bril" een ruiter afgestapt, wiens kleed geruit was van zilver en lazuur, 's Graven hoflivrei, en die zich lang met den bewoner onderhield: deze is daarop uit de stad vertrokken en eenige dagen afwezig geweest, en na zijne terugkomst is al ras rondgefluisterd, dat Graaf Willem VI hem, den Amsterdamschen koopman, had benoemd tot Trezorier van Holland: en ofschoon nu iedereen erkent, dat niemand beter dan Willem Eggert bij machte zijn zal, den verwarden staat der geldmiddelen van de Graaflijkheid te herstellen, toch treurt ieder bij de gedachte, dat hij Amsterdam verlaten zal; want het is allen klaar, dat hij daar niet zal kunnen blijven wonen, en van daar de neerslachtigheid zijner bekenden, nu hij hun vermoeden daaromtrent bevestigd heeft.

't Waren, behalve de gilden, die er de koren en altaren stichtten, naar hen genoemd meest poorters en poorteressen als Eggert, begeerig als hij, om aan den openbaren Godsdienst een voornaam deel te wijden van hetgeen handel en nijverheid hun hadden doen verkrijgen.

Hij liet ten dien einde een boomgaard rooien, die niet verre van zijne woning te Amsterdam, aan den Nieuwendijk gelegen was en op dien grond was het dat in 1414 met den opbouw eener kerk aangevangen en 't werk met krachtigen spoed werd doorgezet. Drie jaren verliepen er en nu barstte boven 't hoofd van Willem Eggert het onweer los, dat zoolang had gedreigd.

De gift, van de Ambachtsheerlijkheid van Purmer en Purmerend, waardoor de Trezorier het recht kreeg een adellijken titel te voeren, was niet geschikt om de afgunst van 's Graven evenknieën te verminderen: ja er was, om de uitbarsting van hun wrevel tegen Eggert te voorkomen, eene uitdrukkelijke verklaring van Willems zijde noodig, "dat hij 't op hen verhalen zou, indien zijn vriend een tegel van het dak op 't hoofd viel."

Hij benoemde Willem Eggert tot thesaurier van Holland en beleende hem met eene hooge heerlijkheid, waardoor deze poorterszoon plaats nam onder de edelen des lands evenwel niet onder de ridders, maar onder de knapen.

En werkelijk, terwijl hij zich over straat en naar 't Damrak begeeft, is er niemand van hen, die onder de hooge luifels voor hunne woningen gezeten zijn, die niet oprijst, geen der voorbijgangers, die niet de hand aan de kaproen brengt om hem te groeten; want ieder kent hem en draagt hem hoogachting toe; en, al is Willem Eggert een Gentenaar van geboorte, toch is hij met hart en ziel aan zijne nieuwe woonplaats verknocht; en, zoo hij er zelf welvaart en vermogen vergaderd heeft, hij doet er anderen ruimschoots in deelen.