United States or Dominica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat heeft bij hen die tegenstrijdige gewaarwordingen opgewekt? Wat is de reden, dat, nu Eggert, na 't afdoen zijner zaken, huiswaarts keert, enkele meer aanzienlijke onder zijne medeburgers hem staande houden, eenige woorden met hem wisselen, hem geluk schijnen te wenschen, hem de hand hartelijk schudden en toch verslagen van hem heengaan?

Het huis met "de Bril" bestaat niet meer; de nagedachtenis van Willem Eggert blijve leven. In de Mol. De plek verlatende, waar wij ons tot nu toe hebben opgehouden, doen wij maar weinige schreden naar de zijde der Warmoesstraat; doch tevens doet onze verbeelding een reuzestap.

Was het aan de gehechtheid, welke hij voor zijn meester voedde, aan vrees voor hetgeen hij voortaan van een vijandig Hof te duchten had, of wel aan hetgeen wij toeval noemen, te wijten, dat toen de Graaf op den 30sten Mei 1417 overleed, Willem Eggert hem nauwelijks anderhalve maand overleefde?

Aan die beiden maakt nu Willem Eggert zijn voornemen bekend om op dat erf eene kerk te stichten, en met aandacht, eerbied en erkentenis luisteren zij naar 's mans taal.

En moge dan die Bibliotheek thans verplaatst zijn en geheel andere boeken bevatten dan het college, door Eggert gesticht, had verzameld, en moge de Katrijne kerk na den brand, die haar in 1645 vernielde, geheel nieuw zijn herbouwd, nog is het billijk dat wie eene van beide bezoekt, nu en dan den edelen man herdenke, aan wien beide instellingen hare eerste wording, aan wien Amsterdam zooveel goeds te danken had.

Jan Eggert Hartgerszoon voornoemd en Wendelmoet, zijne vrouw, breidden deze dotatie uit. Het college zelf ging met verloop der tijden te niet; doch de boekerij, daaraan verknocht, bleef in wezen, en, naar de Nieuwe Kerk verplaatst, werd zij de kern, waaruit later de Stads-Bibliotheek zou voortkomen.

En thans, de nederige zerk van Willem Eggert, bij welke wij de geschiedenis der stichting herdacht hebben, verlatende en meteen die kapellen om het hoofdkoor, sedert bijna drie eeuwen aan haar oorspronkelijke bestemming onttrokken, willen wij verder de Kerk intreden en, ons midden in het kruis stellende, ons oog in 't rond laten weiden.

En nu voltooien wij wat aan de voorstelling ontbreekt: nog was Willem Eggert niet naar 's-Gravenhage gereisd om zijn trezoriersambt te aanvaarden, of de pereboomen in den boomgaard waren omgehouwen, tal van arbeiders brachten de mastboomen aan, die in den drassigen bodem geheid zouden worden en waarop de kerk zou komen te rusten.

Wellicht deed hier ook toe, dat Jan Eggert, de eenige onder zijne zonen, die hem overleefde, uit vrees voor den wrok der edelen, of om de woelingen, aan welke 't land ten prooi was, te ontgaan, Amsterdam verliet, zijn slot te Purmerende verkocht aan zijn zwager Gerrit Van Zijl, en zich naar Oostende metterwoon begaf.

Maar zoo Willem Eggert, 't zij als gedeeltelijke en billijke voldoening zijner schuldvordering, 't zij om zijn doorluchtigen beschermer niet voor 't hoofd te stooten, de giften, hem gedaan, in dank had aangenomen, niet voor zich zelven alleen had hij partij getrokken van 's Graven dankbaarheid; 't was voornamelijk Amsterdam, dat er de vruchten van genieten moest.