Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
"'t Is een rakker," merkte de alférez op, met den pastoor sprekende. "Hij wou vluchten, maar ze hebben 'm in zijn dij geschoten. Dit zijn de eenigen die we levend te pakken hebben gekregen." "Hoe heet je?" vroeg de alférez aan Tarsilo. "Tarsilo Alasigan." "Wat heeft Don Crisóstomo jullie beloofd, als jullie de kazerne aanvielen?" "Don Crisóstomo heeft nooit aanraking met ons gehad."
Ik zal een donzen kussen achter dijnen rug leggen; laat dijn hoofdeken ter zijde rusten, dat de balsemende zuiderwind op dijne wangen zich kome verlustigen. Zie, hoe alles dij in dit oord bemint: de bloemen keeren hunne kelken naar dijn aangezicht, de vogelen heffen hunne schoonste liederen aan....
De boer na veel praten, nam de donna, die niet loopen kon, op zijn nek en bracht haar veilig buiten den toren. De ongelukkige meid, die achter was gebleven en er minder voorspoedig af klom, gleed uit, viel van den ladder en brak zich de dij en door de pijn begon zij te brullen ais een leeuwin.
En stil gingen ze weêr achter het slingerende licht aan; op den pas schommelend ging het langs de dij van den hovenier, het merkte opnieuw de breede knieplooien om het gewricht van zijn been, of het lichtte op den bulterigen bobbel dien de sterke knieschijf gedrukt had midden in de broekspijp. Ze sloegen links af een laantje in.
De engel is reeds dáár misschien? DE BROEDER. Neen, neen, zuster, heden zal hij nog niet komen. Verjaag die bedrieglijke droomen en leg dij stillekens met dijn vermoeid hoofd ter ruste. DE ZUSTER; zij legt het hoofd op het kussen en ontbladert gedachteloos de bloem op hare hand. Ontwaak mij, broeder, als ik te lang mocht slapen. DE BROEDER; hij zit neder voor zijne zuster en weent.
Wat een flauwe God, zeggen zij; hij verdient uit een dij geboren te worden.
Aan dij dacht ik des morgens, des daags, des avonds en des nachts.... En du durfs mij vragen; hebs du dijne gezellinne niet vergeten? O, engellijke maagd, o, medelijden met mij, of ik sterf? HET MEISJE, verschrikt. Los, los! dijne handen branden als vuur, dijne blikken doorboren mijn hart.... O, beroof mij niet van mijnen zielevrede. DE DUIVEL. Altijd even koud!
DE ENGEL. Du hebs dij in dijne eigene schoonheid verhoovaardigd. HET MEISJE. Du erkens dus ook, dat ik schoon ben? DE DUIVEL. Ha, ha, wel gezegd!
En als ze haar hals boog, ze droeg 't haar nu opgenomen, dan keek de God van hemel en aarde even op van z'n eeuwige contemplatie der eeuwige landen en zeeën en leunde z'n hoofd op z'n rechterhand, die steunde op z'n dij, de duim onder den kin en de wijsvinger langs zijn wang en aanschouwde het bruine knobbeltje boven de holte, die een gedicht was en de kleine haartjes die glinsterden in de zon en glimlachte.
De baard van een David verborg zijne dubbele onderkin; hij droeg geen horloge-ketting uit verfijning, en zijn hoogsteenvoudige kleeding van geestelijke, was gemaakt door een kleermaker uit het West-End ... En hij zat daar, met een hand op elke dij, genoegelijk knipoogend naar zijn dorp. Hij wuifde er met een mollige hand naar. En in hem zong weer zijn oude refrein. "Wat kan men meer wenschen?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek