United States or Turkmenistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


En een beetje van ter zijde loerende, bespeur ik ... Bébert, die het er liever niet op waagt, en zich, handen in de zakken en rug gebombeerd, uit de voeten maakt. ... Bébert is bang voor mij!! Nu, daar heb ik dan toch pleizier van! En wat doet André? ... André is genaderd ... Staat voor mij. Dag, duc! zegt André joviaal. Bonjour! antwoord ik, héel koel.

Neen, maar Bébert wel, en jij bent meê gegaan. Nou, dat is toch zoo erg niet. Daarom hoef je toch niet zóo boos te zijn, duc. Jawel, André, ik ben wel boos. Ik heb het jullie gezegd. Ik wil jullie niet meer kennen. Kom, duc, het was maar een grapje. ... Dan moet het jou maar eens overkomen, als je zoo oud bent als de Lion nu, en als je spieren slap zijn geworden.

Neen, André, van nacht, zal niet slapen in den ronden schoot van zijn "Jeune Jeannette" een mooi barkje, wit en rood geschilderd want de wind is hèm zelfs te bar, om niet zijn kamer in de Vieille-Ville op te zoeken. Duc, zegt André weêr; ga je straks meê naar de Place Garibaldi? L

Hue, Duc!" en als 't dan nog niet gauw genoeg ging naar zijn zin, of als de doodsangst hem op 't lijf zat bij het hooren van't geloei achter zijn rug of bij het gruwbaar tafereel van den alomlaaienden horizont, dan viel met een gevloek de knuppel op de beenderige ruggen neer, hard en kort, als hout op hout.

Hue, Duc!" met vloeken en met harde stokslagen, met gezwoeg en gehijg en gejank, tot zij eindelijk in een tweede dorpje kwamen, waar alles zoo rustig en zoo vreedzaam was, alsof er nooit een oorlog had gewoed. Daar hielden zij voor een klein herbergje stil... Er was nog licht daarbinnen. Vosken klopte op de deur, een man kwamen opendoen en zij vroegen, of zij daar den nacht mochten doorbrengen.

Het is mogelijk. Duc, zegt André; ik doe het. Zonder grapjes? Zonder grapjes. Mijn hand er op. Ik schud zijn hand: auw! André je moet niet zoo knijpen: ik weet wel, dat je sterk bent. Ik heb niet geknepen. Kijk, hoe je mijn ringen in mijn vingers hebt geperst. Kom je dan van avond, op de Place Garibaldi? Ja. Hoe laat? Om zeven uur. Heel ernstig, hoor.

Fier is de duc niet, dat weet je, maar hij lijdt veel aan distractie. Is er van avond iets te doen, dat jullie zoo broederlijk en collegiaal samen loopen? Of kom je een oogenblik mij gezelschap houden en zitten aan mijn zijden? Zij zetten zich links en rechts, Bébert le Boucher en André le Pêcheur en ik verzeker u, dat er niemand meer bij kan op het bankje.

Mooi weêr! zegt André en zet zich naast mij. Héel mooi! beâam ik, met een glaciale stem. Kom duc, zegt André; wat is er? Ben je boos? Minstens vind ik jullie twee misselijke kerels! antwoord ik, niet meer voorzichtig. André kijkt mij aan en bedenkt: de duc weet er alles van; de duc heeft den Lion gezien. Ik heb niet met den Lion geworsteld, verontschuldigt zich André.

Het gesprek is heel druk en grappig geworden tusschen de meiden, Lucien en de beide lutteurs, en ik maak van hun bulderpret gebruik, om den waard te betalen en de deur uit te wippen. Duc! Duc! hoor ik roepen. Maar de duc is weg, kraag op, pet neêr, door den regen naar de tram, om naar huis te gaan. ... Neen, toch niet, vlug gewipt in een andere tram, om te zien, eventjes, op de Place Garibaldi.

De hertogelijke hand gaat die poot niet te gemoet. Maar de duc zegt: Jawel. Je k