United States or China ? Vote for the TOP Country of the Week !


De aarde zoo aandoenlijk ligt; vergezichtloos en heimlijk zich vertoonend; uit de drassige dooi en de oude waden der lucht losgewikkeld, gelijk een pop die het spinsel ten halve verliet, te vroeg; want de wolken onbetrouwbaar zijn in hun gedaanteloosheid. Sintelige vooglen klapwieken over. Ontlating er is.

Nu rolt hij zich samen, gaat op den buik liggen, steekt den kop tusschen de voorpooten, en vervalt in den winterslaap. Deze wordt echter, evenals die van de Beren, zeer dikwijls afgebroken. Wanneer de koude niet aanhoudt, of als het weder zachter wordt, vooral bij dooi en in niet zeer koude nachten, wordt hij wakker, en verlaat soms zelfs 's nachts zijn woning om te drinken.

Maar ik ken niets bedroevenders dan die lauwe dagen van dooi; ik haat de nevelen, wier vochtigheid u op de schouders weegt. Tegenover dien koperkleurigen hemel greep mij een rilling aan, en ik haastte mij naar binnen te gaan, vast besloten dien dag mijne velden niet te bezoeken. Het ontbrak niet aan werk op de hoeve zelve. Jacques was reeds sedert lang op.

De schors van de meeste jonge boomen, vooral die van den acacia en van zeer jonge berken, is hem dan even welkom als de roode kool. Als de sneeuw door den dooi afneemt of geheel verdwijnt, keert de Haas naar het winterkoren terug, dat hem als voedsel dient, totdat het in de lente opnieuw begint te groeien.

Een geestelijke vreugde. En hij sliep in met den lach op den mond, wijl de wereld koud en wit daaromme lag, overal de Vrede, de Goddelijke Vrede Koning was. Onverwachts, na een dag dat de ijzel de stammen der boomen, het onderste der takken en alles wat nog niet besneeuwd was, met zilver had betinteld, viel de dooi in.

Als schilderij is de brief aan lord Mountjoy, geschreven in de eerste dagen eener Februarijmaand, onder het invallen van een halven dooi na lange en felle vorst, een keurig nederlandsch wintergezigt. De beschrijving vraagt geen andere toelichting dan dat het kasteel Cortgene vlak tegenover Veere lag, en het vaarwater tusschen Walcheren en Noord-Beveland tijdelijk eene ijsbaan aanbood.

En als de menschen zagen de katten naar den vogelstrijd tusschen tuin en lucht. Toen... vlogen de musschen van daar, een zwakke, verwarde horde, die verfladderde... waarheen? Waarheen... in de donkerende nacht van natte dooi en dreiging van sneeuw?

Op een van deze ijskolommen stond een bevroren paard, als op een voetstuk, maar met de achterpooten recht omhoog. Ik vermoed, dat het dier met het hoofd omlaag in een gat is gevallen toen de sneeuw nog versch lag, en dat de dooi later de omringende hoopen heeft verwijderd. Toen wij bijna op den top van de Portillo waren, werden wij in eene dalende wolk van kleine ijsnaaldjes gehuld.

En met den rug naar 'm toe, ongevoelig voor de poes die rugjes gaf aan 'r slaphangende hand, zei ze eentonig: "...As ze steene andrage en as ze pale sjorre dan wète ze dat de dooi komp." "Ja, dat zal wel", zei hij, de poes aaiend. "Dat zal wel", sprak ze na: "en dan gane ze weer metsele"... "Ja", zei hij, in den toon van 'n praatje zonder doel.

Ik heb nog niet eens definitief van den "wal van 't Oarmhuis" afscheid genomen en dat behoor ik toch te doen alvorens verder te vertellen. Welnu, onze pret op den "wal van 't Oarmhuis" duurde tot de dooi inviel, of.... totdat Stien Smijters "de boantjes kwam vermeurden."