Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juli 2025


"Maar hoe komen zij daar?" vroeg vader Volkert: "de toegang tot den toren was immers afgebroken? En wie kunnen het zijn?" Niemand wist deze vraag te beantwoorden; want de afstand belette aan een iegelijk, Deodaat te herkennen, van wien bovendien alleen het bovenste gedeelte van het gelaat zichtbaar was.

Hij naderde Deodaat, wisselde zachtjes een paar woorden met hem, en keerde vervolgens naar zijn makkers terug.

Een blos van vreugde en verrukking bedekte het gelaat van Deodaat, op het vernemen dezer schikking, welke hem niet alleen het verdriet bespaarde van tegen zijn vriend te strijden, maar hem ook de onderscheidende gunst verschafte, van de eer zijns Graven te wreken.

Gaat binnen, mijne Heeren! gaat binnen!" "Wij kunnen evenzoo goed in den boomgaard wachten," zeide Deodaat, terwijl hij de teugels van zijn ros eenen dienaar in handen gaf; en, den arm van zijn vriend nemende, wandelde hij den hof in.

Ofschoon hij de min goede zijde van zijn inborst slechts zelden vertoonde, en wanneer het pas gaf met het vernis der hoffelijkheid wist te bedekken, was hij over 't algemeen meer ontzien en gevreesd, dan bemind. Anders was het gelegen met Deodaat, wiens goedhartigheid en welwillende aard door ieder erkend werden, en hem de genegenheid van het gansche hof verworven hadden.

Terwijl zij in eene der tusschenpoozen stilstond in de rij, en Reinout haar verlaten had om eenige ververschingen voor haar te halen, naderde haar Deodaat, die haar zijn genoegen over hare komst betuigde. "Ik had u al gezocht, Ridder!" zeide zij met een gulle vriendelijkheid, welke hem verrukte: "het spijt mij, dat gij heden ongelegenheid hebt gehad om mijnentwil.

Waar Deodaat het oog wendde, op elk gelaat las hij onbeschaamde nieuwsgierigheid en kwalijk verborgen haat; maar bij de menigte heerschte die doodelijke stilte, welke niet zelden bij volksopschuddingen, gelijk in de natuur, de voorbode is van den geweldigsten storm. In een oogenblik was Feiko tegen de dwarshouten opgeklommen en bood hij de hand aan Deodaat om hem te volgen.

Haar tweede blik viel op den bewoner der tent: en zij had moeite om zich staande te houden, toen zij in dezen de onvergeetbare trekken bespeurde van hem, wiens beeltenis haar zoo vaak voor oogen zweefde, van Deodaat van Verona.

"Ga uw weg, vriend!" zeide Deodaat, "ik versta u niet." "Zie mij dat wittebroodskindje eens aan!" hernam de visscher: "hij zou mij niet verstaan!" "'t Staat u zeker schoon," zeide Deodaat, hem met een toornigen blik aanziende, "dus op een wapenloozen man te vloeken, die hier voor zaken komt."

"En u de ongenade des Graven op den hals halen," vervolgde Deodaat, gevoelende dat deze beweeggrond nog krachtiger zoude werken dan de vorige.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek