Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juli 2025
Gij waant hem een held, uit den oorlog gekeerd, maar hij is een monster, een vreeslijk gedrocht en zoo gij hem dwingt deze lotus te eten, zult gij hem in zijn ware gedaante voor u zien. Verstrikt zag Charis van Meroë naar Chersonezus en mij. Rondom ons stonden de toovenaars en alle hunne oogen staarden op ons.
Chersonezus zag haar aan: klaarblijkelijk had hij, hoe machtig toovenaar hij was, een ander antwoord verwacht; klaarblijkelijk had hij nooit berekend, dat Charis' betoovering door zijn eigen tooverwoord toch nog geluk haar geworden zoû zijn om hare liefde, die de goden van Eleuzis wel hadden toe laten gaan naar een ezel, maar naar een eveneens betooverden, in een ezel betooverden jonkman, zoo dat zich toch liefde, hoe wonderbaar, tusschen beider zielen had kunnen weven, zoo dat toch geluk hen had kunnen door glanzen en hij aarzelde te antwoorden, terwijl de maagd, die hij, de goden wisten welke schande had toebedacht, rein en argeloos en goddelijk onnoozel en zoo onvergelijkelijk schoon zat aan zijn zijde....
Echter niet zonder de bezorgdheid om Charis zelve, nu ik begrepen had, dat zij betooverd was door Chersonezus, die, terug gestooten door Menedemus, een tooverban om haar had opgeroepen, zoo dat zij had moeten verlieven op den eersten, besten ezel, die haar te moet was getreden.
Maar ik voelde om mijn nek Charis' armen en tusschen hare kreten hoorde ik het woedende brullen der toovenaars en Chersonezus' en Meroë's stemmen tegen elkander in: Hoe is het mogelijk, onmachtige Chersonezus....! Hoe is het mogelijk, machtelooze Meroë....! Dat een ezel....! Een handelsreiziger....! Telkens en telkens weêr....! Je toovermacht breekt....! Je toovermacht breekt....
Ik sloeg een kreet van angst en ook Davus en de zwijnen gromden heviger en tolden wanhopig om zichzelve rond als waren ook zij bevreesd, voor de jonkvrouw, die, op eens ezels rug, hen vóor was geijld op de wanhopige vlucht, in de regennacht, uit Chersonezus' verschrikkelijk paleis.
Maar wel deed Davus' vraag mij begrijpen, dat het beste zoû zijn werkelijk mij te gedragen bij Chersonezus of ik onttooverd door hem wilde worden. Intusschen waren wij het goudmijnbedrijf voorbij gegaan en plotseling zag ik, hoewel in de verte, een wonder vizioen van architectuur opzuilen in de nacht. Het schenen zacht gouden zuilen, die rezen tusschen wijde, maanblauwe tuinen.
Zal ik niet aan mijn gast, de edele Charis, mishagen, antwoordde Chersonezus met een valschen lach van hoffelijkheid; zoo ik u, o Meroë, den ezel af sta, die geen ezel is maar een held, Charmides, uit den oorlog terug gekeerd en Charis' verloofde??
Toen, na een pooze, dat wij toefden voor de trappen, begon het inwendige van het huis te stralen van starachtige lampen, die uitschitterden aan duizenden Hekate-fakkels, in ver verschiet geplant en tusschen de fakkels naderde wie wel Chersonezus scheen. Hij droeg een tiara, die schitterde, een langen tabbaard en zwarten baard.
En Chersonezus' deed Charis zitten op een marmeren troon, zette zich aan haar zijde en vroeg: Zeg mij nu, edele Charis, hoe kan ik u of uw bruidegom helpen? Door hem zijn spraak terug te geven, o Chersonezus! zei Charis. En met zijn spraak ook een menschelijken vorm? Dat niet, o Chersonezus, want zijn vorm is mij dierbaarder dan welke vorm ook zoû zijn....
Een ontzétting rilde door mij heen, maar ik begreep dadelijk niets te moeten laten blijken. Charis zelve begreep niets, wist niets van dien machtigen toovenaar; voor Davus was Chersonezus' naam niet meer dan welke andere klank! Alleen voor mij was hij de ontzetting! Wat kon ik doen? Vluchten met Charis?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek