United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar hij van iedereen hoorde, dat zij arme schilders waren, meende hij, dat het niet mogelijk was, dat zij van hun armoede zoo vroolijk konden leven, maar hij vermoedde, dat zij slimme kerels waren, die op onbekende wijze van anderen profiteerden en daarom wilde hij met beide of met een van hen zich bevriend maken. Hij kwam in kennis met Bruno.

In bijna al de geschied- en kronijkschrijvers, zoo als ook in de onze, vinden wij de volks-overlevering, welke ook in den Frieschen geest geheel gestemd is, van de overkomst der drie gebroeders Saxo, Bruno en Friso vermeld, en wel van verschillenden vorm en inhoud. Vooral wat betreft de afkomst van den stamvader Friso, daarover is een groot verschil.

Bert en Bruno vlogen naar de ramen, schoon daar natuurlijk nog niemendal te zien was dan de dubbele rij van nationale garden, die heel den weg van de Muiderpoort tot aan het paleis bezet hadden en van dit oogenblik af niemand meer door mochten laten. »Blijf gerust nog maar wat zitten jongens", vermaande de tabaksverkooper, »de Keizer is de Muiderpoort nog pas genaderd!"

Toen de kleine meid binnentrad en de dokter de urine gezien had, zeide hij: Ga heen en zeg aan Calandrino, dat hij zich goed warm houdt en dat ik dadelijk bij hem kom. Het meisje bracht dit over en het duurde niet lang of de dokter en Bruno kwamen.

Gij moet mijn liefderijken groet aan hem doen en hem zeggen als ik hem nooit wederzie" zij keerde zich om, bleef een oogenblik met den rug naar hem toe staan, en vervolgde toen met eene heesche stem: "zeg hem dat hij zoo goed moet zijn als hij kan, en zijn best doen om mij in het koninkrijk der hemelen weder te zien." "Roep Bruno hier binnen," zeide zij nog, "en doe de deur dicht.

Zij keken elkaar aan om te zien, wie de zijne zou uitspuwen en daar Bruno nog niet klaar was met het uitdeelen en deed of hij er niet op lette, hoorde hij achter zich zeggen: He, Calandrino wat is dat?

Daardoor ontvlamde Calandrino dadelijk en ging niet van de binnenplaats weg, voor zij door Filippo in de kamer werd geroepen. Calandrino deed niets dan zuchten, wat Bruno bemerkte, omdat hij hem dikwijls op de handen keek en groot vermaak schepte in diens doen en laten en zeide: Wat duivel, mankeert jou, kameraad? Je doet niets dan zuchten.

De medicus, die hem in de rede viel, zeide tot Bruno: Wat is het goed om te gaan met geleerden! Wie zou zoo spoedig elke bijzonderheid van mijn geest hebben begrepen als deze waardige man?

De maëstro beloofde dit. Welnu dan, doktertje, sprak Bruno, nog niet lang geleden bevond zich in onze stad een groot meester in de toovenarij, die Michele Scotto heette, omdat hij van Schotland kwam en wien door vele edellieden, van welke er nog maar weinige leven, groote eer werd bewezen.

Bruno zeide: Ja, laat mij maar gaan. Toen het uur van het avondmaal kwam en zij het werk hadden neergelegd, naar de binnenplaats afdaalden en Filippo en Niccolosa daar waren, bleven zij daar eenigen tijd. Daar begon Calandrino Niccolosa te beschouwen en haar zoo verstaanbare lonken toe te werpen, dat een blinde het moest merken.