United States or Equatorial Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


De vrouwenmuts in het Land-van-Hulst, van fijne kant vervaardigd, gelijkt niet op de mutsen, elders in Zeeland gedragen, maar komt meer met de Noord-Brabantsche overeen; bij beide daalt de kant naar beneden en van achteren komen de vleugels of slippen wel bij elkander, maar eenvoudig tot den hals en niet met een lange strook langs den rug. Onder de bovenmuts wordt een zwart zijden ondermutsje gedragen, veel in kleur en stof verschillend van de Walcherensche en Goesche muts. De muts wordt naar het zuiden meer Brabantsch, zoodat men den overgang kan waarnemen. Bij de mutsen gebruikt men een weelde van spelden als nergens anders; bij haar toilet gebruikt het Hulster meisje alleen voor haar muts wel 300

Wat Jan VIII betreft, van hem is het zeker, dat hy met Kuik, zijn schoonvader, naar Engeland week en aldaar een geruimen tijd ten dienste van Eduard de wapens tegen Frankrijk voerde. Wy vinden ook, dat hem, voor de diensten aan Engeland bewezen, door Hertog Jan van Brabant, twee duizend pond Tornoois en een rente van honderd pond Brabantsch werden toegezegd.

Beschouwt men de plaatsnamen van Gelderland, dan zal men zien, dat een deel, grootendeels ten oosten van den IJssel, en als welks zuidgrens ten naasten bij de Oude IJssel kan dienen, in taalkundig opzicht dichter bij de plaatsnamen van Overijssel staat, terwijl de plaatsen tusschen Waal en Maas meer tot het Brabantsch naderen, die in de Lijmers zich eng aansluiten aan de taal van het land van Kleef en Emmerik, en het Noorden van de Veluwe tot aan het Gooi weer meer het idioom van de Graafschap en Overijssel nadert.

"Zegt niet," vraagt de Dwaasheid, "zegt niet tot lof der Brabanders een brabantsch spreekwoord: Hoe ouder hoe gekker? Hetgeen beteekent dat dit volk meer dan eenig ander zich door een gezelligen aard onderscheidt, en door de gebreken van den ouderdom in mindere mate gekweld wordt. Niet anders mijne Hollanders, door ligging en levenstrant den Brabanders zoo naauw verwant.

Andere eigenaardigheden wijzen op nauweren samenhang van het Oost-Hollandsch met het Brabantsch en het Strand-Hollandsch; vooral deze, dat de vierde naamval voor eigennamen en persoonsnamen zonder determinatief den vorm heeft aangenomen van den tweeden naamval, b.v.: Ik heb et vaders gezeid; ik heb tantes nog gekend; ik ben bij Janne geweest. Zie hierover Van Ginneken, Handboek I, bl. 94, 95.

Hier zijn de minnaars die met halve woorden spreken, die bleek worden van aandoening, die om genade smeeken, en jonkvrouwen die zich houden alsof zij niets gehoord hebben, die haar minnaar wijs maken, dat hij geslapen heeft. Welk Vlaamsch of Brabantsch edelman had ooit gesprekken gehoord als dit van POLLIDAMAS en HELENE in den Roman van Troye: HELENE bemerkte wel, dat het POLLIDAMAS ernst was.

Een juister indeeling zal, naar ik hoop, de vrucht wezen van ons uitgebreid, maar helaas door de tijdsomstandigheden bemoeilijkt, onderzoek der Zuidoostelijke dialekten. Ook hier groote differentiatie, evenals in het Brabantsch, maar die benoorden Venloo daarenboven op een ethnische reden stoelt.

Waar heeft die Rat het toch gehaaldIn één woord, zij waren Vlaamsche burgers van den ouden eed. Meester Jan Van Roosemael had eene jonge dochter, genaamd Siska, gelijk hare moeder, van omtrent de vijftien jaren, tamelijk lang opgeschoten voor haren ouderdom, fraai van gestalte en van gelaat, met blond haar en blauwe oogen: een echt schoon Brabantsch kind.

Plaatsruimte belet mij, telkens de verklaring er bij te voegen; laat ik hiervoor verwijzen naar het desbetreffende hoofdstuk in Winkler's Studiën in Nederlandsche Namenkunde, bl. 3 vlg. en naar De Cock, Brabantsch Sagenboek III, bl. 197 vlg. Het talrijkst zijn de spotnamen in de Friesche en Vlaamsche gewesten. Friesland. Leeuwarden: Speknekken en Galgelappers.

Legenden II, bl. 65 vlg.; De Cock-Teirlinck, Brabantsch Sagenboek I, bl. 7 vlg; Friesche Volksalm. 1865, bl. 17; Rond den heerd V, bl. 70; Ons Volksleven II, bl. 8; VI, bl. 119; IX, bl. 201. Een laatste animistische groep vormen de dwaallichten, eigenlijk de zielen als vlammen op graven of in hunne nabijheid.