Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juni 2025


Terwijl het groote ongeluk zoo in alle stilte ver in 't rond voortwoekerde, als brand in 't veen, ratelde de onmetelijke machine van den laster en weefde haar bont weefsel van boosaardigheid en leedvermaak.

Had het zwijgen der gravin haar vernederd, de brief en alles, wat zij tusschen de regels las, beleedigde en griefde haar zoo zeer, deze boosaardigheid tegenover haar hartstochtelijke, rechtmatige teederheid voor haar zoon scheen haar zoo vreeselijk toe, dat zij nu nog slechts toorn tegen anderen gevoelde en ophield zich zelf aan te klagen. "Deze koelheid is een verloochening van hun gevoel!

Hunne geestvermogens zijn veel geringer dan die van hunne smalneuzige verwanten. Over 't geheel genomen zijn zij zachtaardig, goedmoedig en gezellig, maar tevens dom, onhandig, onleerzaam en log. Sommige toonen nieuwsgierigheid, dartelheid en plaagzucht, andere echter brommigheid, eigenzinnigheid, boosaardigheid, arglist en lust tot bijten.

Deze barbaarsche versiering doet echter geen afbreuk aan de zachte uitdrukking zijner groote zwarte oogen; zijn geheele voorkomen teekent veeleer bescheidenheid en schroom dan boosaardigheid. Wij zijn niet enkel hier gekomen om Indianen te zien.

Och! hij laat alles gaan zonder er behoorlijk geld voor te krijgen!" Gösta werd boos. Daar zat die vrouw nu op haar groote keukentafel en had geen hart voor iets anders, dan voor haar spiegels en porcelein. "U moest u schamen!" barstte hij uit. "U laat uw dochter in de sneeuw liggen en dan meent u, dat 't uit pure boosaardigheid is, dat ze niet thuiskomt.

Als een vormelijk protest blijft hij zelfs misschien wel twee Zondagen uit de kerk weg en dan wordt hij weer boos, omdat niemand bij hem komt om naar de reden te vragen. Natuurlijk is hij zeer vervelend, maar overigens is er geene boosaardigheid in den man en hij behoort zachtmoedig behandeld te worden.

In je lage boosaardigheid heb je een naamloozen brief aan Lady Honoria Bingham geschreven, om haar te bewegen den slag toe te brengen, die haar echtgenoot en mij in 't verderf moest storten, en nu je vreest dat dit niet gelukt is, kom je te voorschijn, om ons openlijk te beschuldigen.

't Is wat vreemd! maar 't staat toch niet kwaad. Wat is dat voor een net, dat zij op den rug draagt? o! 't zijn hare haren." Er was eenige boosaardigheid in deze laatste aanmerking, ofschoon de vergelijking niet onjuist was.

Deze menschjes waren weliswaar klein van gestalte, en hadden weinig kracht, maar in boosaardigheid en haat en nijd deden zij niet onder voor een Europeaan. Hunne passen waren wel niet grooter dan een lid van een vinger, maar in slechtheid hielden zij gelijken tred met de langste van onze landgenooten.

Dietrich aus dem Winkell zegt zelfs, dat de leelijkste eigenschap van den Haas zijn boosaardigheid is, al openbaart hij deze niet door krabben en bijten: de moerhaas geeft er de duidelijkste bewijzen van door de geringe zorg, die zij voor haar kroost draagt; de Rammelaar mishandelt de jonge haasjes dikwijls op afkeerwekkende wijze. Alle Hazen zijn dan buitengewoon onrustig.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek