Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 september 2025
Toen Jo, die wel wist hoe ze met hem om moest springen, zag dat hij wezenlijk kwaad was, nam ze een boetvaardige houding aan, en plechtstatig voor hem op de knieën neerzinkende, zei ze zachtzinnig: "Vergeef me, dat ik zoo geweest ben. Ik kwam hier om het weer goed te maken en ik ga niet weg, voor het in orde is."
Christus staat op, heft de knielende omhoog en brengt plotseling een sneeuwwitte "holokau", die een goede Voorzienigheid met opzet voor dit doel ergens in de plooien van zijn gewaad verborgen heeft, te voorschijn, en zegent de boetvaardige zondares, reikt haar het witte gewaad over, en zij trippelt met een breeden grijns op het vetglanzige gezicht naar den Benedentarulakant, verwisselt achter den beschermenden stam van een zwaren broodboom in een oogenblik haar kleeding, en het tooneel eindigt daarmee, dat Magdalena aan den bovenkant verdwijnt, van geluk stralend in haar sneeuwwit gewaad, vrij van alle zonde en schuld.
Zelfs als de oude vrouw tot een boozen geest wordt, om de jonge genoeg te kunnen plagen, dankt zij haar weldoenster. Nog is het kwaad niet dood in haar. Jaag de doodmoede op, ieder morgen om vier uur. Draag de ongeoefende werkster een zware dagtaak op aan 't zware weefgetouw. Dat is goed! De boetvaardige heeft misschien geen kracht genoeg om zelf den geesel voldoende te zwaaien.
't Is de boetvaardige, weet ge? de boetelinge op weg naar het heilige graf. De boetelinge draagt een ruwen mantel en leeft van water en brood, al is hij ook een koning. Hij moet loopen en mag niet rijden. Hij moet bedelen hij mag niets bezitten. Hij moet tusschen de distels slapen. Hij moet de harde grafsteenen uithollen met de knieën. Hij moet den geesel over zijn rug laten gaan.
Ze weten niet hoe de ziel naar reinheid smacht; zij weten niet hoe de boetvaardige door haar hart gedwongen wordt de steenen op den weg en de gloeiende zon te verdragen. Soms dwingt gravin Märta haar dagen lang aan het borduurraam te zitten, en dan vertelt ze eindelooze geschiedenissen van Gösta Berling, dien predikant en avonturier. Reikt haar geheugen niet ver genoeg, dan verzint ze maar wat.
Al die boetvaardige Magdalena's der Renaissance zijn schoone zondaressen, wier zonde op het eerste gezicht zeer begrijpelijk is, maar wier boetende ziel meer vervuld schijnt van de mysteriën der alcove dan van de verschrikkingen van het vagevuur. Ook in dezen tijd weer was niets heilig dan het schoone en al wat aan het toenmalig schoonheids-ideaal beantwoordde werd heilig geacht.
Kom te Compiègne met mij, doe u door de beste Edelen uws lands vergezellen en val voor de voeten van mijn broeder om hem als een boetvaardige leenheer hulde te doen." "En dan?" vroeg Gwyde met verwondering.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek