United States or Liberia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het gezicht, van het terras, op het boschrijke land was zeer mooi; het liep tot de bergen door, die in de verte blauwden. Wij vroegen onzen gastheer, of hij deze bezitting bewoonde. "Ik heb dit landhuis om er des avonds in het voorjaar den nachtegaal te hooren zingen," antwoordde hij. Wij keerden naar het consulaat terug; de zon was ondergegaan.

Toen, waar zij naar die verre verten staarde Vroeg ik: "Wenscht dan mijn Lief nog altijd meer?" En met een trotsch gebaar van eenvoud groot, Wijl zij haar oogen, die als heem'len blauwden Met zachten glans, op mij gevestigd had: "Ik zocht of de aarde een grooter schoonheid bood, "Maar nergens, wat mijn oogen ooit aanschouwden, "Zag ik een schoon, schooner dan gij bezat."

Daarop begon hij de knoopjes in zijn schoone overhemd te doen, nu en dan blazend tegen zijn vingers, die peuterend aan die knoopjes blauwden van kou.

En Cecilianus liet zich vervoeren naar het landhuisje van Martialis, de Via Nomentana langs.... Hij lag in een kleinen draagstoel, die Plinius ter beschikking gesteld had. Ginds blauwden de Sabijnsche bergen.... De diepe zomerlucht was warm maar wijd. De bergen over, voerde de bries aan. Het huisje was klein maar geriefelijk, wingerd-omgroeid.

De bergen in de verte, ten Oosten, blauwden met zacht opalen ommelijnen tusschen de turkoois-blauwe lucht; de schermpijnen staken tegen die teêrte van tinten hun donkere parasols krachtig af; de aquaducten van de Aqua Claudia, liepen met hun eerst breede, dan zich in verschiet versmallende bogen, als met eerst wijde, dan nauwe passen, daar ginds, met de Via Appia mede; de grafgesteenten blankten er als schelle vlakjes; de villa's verder op, in hare tuinen, bleekten er met, over de hellingen gezaaide, bleekere, blanke vlakken en de grazige heuvelen, ter zijde des wegs, groenden in welige weilanden den horizon toe: de kudden der schapen wolligden er over, weidende, in de weelde der lange, wuivende halmen: een herdersfluit klonk....

De beide jongens echter sliepen niet, vonden dit heerlijk: deze weelderige wiegeling op de telkens wisselende slavenschouders. Zij keken steeds uit: de zweetende slaven glommen als gepolijst brons, als koper glommen zij soms in den zonneschijn. Er liepen gouden glansen over de zweet druipende zwartheid hunner spierige armen, er blauwden de schaduwspelingen over hun harige borst.