Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juli 2025
Ik beproefde het nogmaals, zij wierpen mij puntdichten naar het hoofd, bespotten mijnen God en mijnen hemel. Lang dacht ik na over de oorzaak van het mislukken mijner poging, eindelijk vond ik haar. Een dagreize van de stad verwijderd ligt een dorp, uitsluitend bewoond door herders en tuiniers.
Zoo beschimpte en hoonde hem het volk, en ook de oversten en de soldaten bespotten hem en riepen: Indien gij de koning der Joden zijt, zoo verlos uzelven! Zelfs een der boosdoeners, die gekruisigd waren, lasterde hem en zeide: Indien gij de Christus zijt, verlos uzelven en ons!
Ik glimlachte, het is waar, over de levendigheid en de snelle wisseling uwer aandoeningen; maar ik ben er verre af, in u te bespotten wat ik hoogacht, al kan ik uwe religieuse opinies niet deelen."
Opgesloten in een ellendigen kerker met boeien aan handen en voeten; dag en nacht bewaakt door ruwe, laaghartige soldaten die haar bespotten, tergen en beleedigen en daar tusschen door uren lang afgebeuld door moeilijke en pijnlijke verhooren. Wie zou daar tegen bestand zijn?
Dan hecht zij haar brief aan een pijl en laat dien in het vijandige kamp schieten. De Engelschen bespotten en hoonen haar, schelden haar uit. »Er is nieuws van de h... van de Armagnacs«, roepen zij uit. Als Jeanne dit hoort, is zij diep bedroefd en barst in tranen uit. Maar hare stemmen troosten haar en spreken haar moed in.
Men moest hem, bescheiden als hij was, meestal aan het praten brengen, maar was hij eenmaal begonnen, dan bracht hij in het gesprek al dien fijnen humor, waarover hij zoo rijkelijk kon beschikken. Hij hield heel veel van zijn jongsten broer Leo, maar kon toch niet nalaten diens aristokratische manieren te bespotten.
Bijt mij maar niet, dolle kerel." "Gij durft mij nog uitlachen, mij bespotten, onbeschaamde?" gromde baas Noppe, woedend opstaande. "O, weerhield ik mij zelven niet!.... Omdat gij eene vrouw zijt en klein daarenboven, meent gij dat gij mij straffeloos moogt tergen; maar, maar, Christien, om Gods wil, spaar mij, ik zou een ongeluk kunnen doen!" "Het is uwe schuld, Kobus.
Zoodra de drie gezanten zagen, dat zij in zulk een droefheid gedompeld was, bespotten zij haar. Maar haar eenige antwoord was zwijgen. En hoe meer zij bij haar aandrongen, des te meer weigerde zij te spreken. Met al hun praten bereikten zij niets. Toen keerde de Godsgezant terug naar huis, waar hij den schallenden hoorn van Wodan bewaart. Loge alleen liet hij volgen.
Staat op, grijpt de wapenen op tegen uwe onderdrukkers; en vertrekt uit dit barbaarsche land, zooals gij weleer uit Egypteland zijt getrokken, toen Farao u liet versmachten in harde dienstbaarheid! Zie, dat alles zou ik willen doen, maar ik zal het niet. De bevreesde kinderen Israëls zouden mij uitlachen en bespotten.
Ontsteker vertelde hem, dat de goden over gevechten en speren spraken, en dat ze geen van allen Loge bizonder goed waren gezind. Loge wilde naar binnen gaan, om alles zelf te zien en de goden eens goed te bespotten. Tevergeefs trachtte Ontsteker hem tegen te houden. Toen de goden zagen wie de zaal weer binnen kwam, zwegen zij allen plotseling stil. Loge stond en staarde ze aan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek