Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 mei 2025


Mevrouw Weldon, de vrouw van den reeder van den Pelgrim, bevond zich toen juist te Auckland met haar zoontje Jack, een jongen van 5 jaar, en een harer bloedverwanten, haar neef Benedictus. James W. Weldon, die wegens handelszaken somtijds verplicht was Nieuw-Zeeland te bezoeken, had hen er alle drie gebracht en meende hen natuurlijk met zich mede naar San-Francisco terug te nemen.

Alleen neef Benedictus sliep misschien, want hij was de eenige die den algemeenen indruk niet deelde. Zijn voorgevoelens gingen zoo ver niet. Plotseling tegen elf uur, deed zich een langgerekt, grootsch gebrul hooren. Tom richtte zich in zijn volle lengte op en strekte zijn hand uit naar een dicht kreupelbosch, op zijn hoogst een mijl van daar verwijderd.

"Wel zeker, nicht Weldon, 'k Ben zoo gelukkig geweest een van die nieuwe staphylini machtig te worden, die tot nog toe slechts eenige honderden mijlen verder, in Nieuw-Caledonië, gevonden werden." Op dit oogenblik kwam Dingo, die met Jack speelde, al springende, wat dicht bij neef Benedictus. "Voort! voort!" zei deze, het dier wegduwende.

Toen hij den abt zag, viel hij dien te voet en zeide: Mijn vader, uw gebeden, naar wat mij werd geopenbaard, en die van Sint Benedictus en van mijn vrouw hebben mij uit de pijnen van het vagevuur bevrijd en mij in het leven doen terugkeeren waarom ik God bid, dat hij u een goed jaar zal geven en goede dagen, nu en het geheele leven door.

"Doe dien armen walvisch toch vooral niet te veel pijn!" riep kleine Jack. "Neen, mijn jongen!" antwoordde kapitein Hull. "Vang hem heel zachtjes, mijnheer." "Ja.... met handschoenen, Jack!" "Somtijds," merkte neef Benedictus aan, "vindt men vrij zeldzame insecten op den rug van die groote zoogdieren!"

"Vraag eens aan je Mama, of ze ooit gehoord heeft dat er tijgers in dit land zijn." "Nooit," antwoordde Mevr. Weldon. "Nu goed!" zei neef Benedictus, die bij toeval op de hoogte van het gesprek was, "al zijn er dan geen tijgers of geen leeuwen in de Nieuwe-Wereld, wat volkomen waar is, dan vindt men er toch conguars en jaguars." "Zijn die ondeugend?" vroeg de kleine Jack.

Hercules en Actéon hadden zich aan de betings vastgeklampt en waakten op het voorschip. Wat Mevr. Weldon, den kleinen Jack, neef Benedictus en Nan aangaat, zij bleven op verzoek van den leerling in de achterkajuit. Mevr. Weldon was liever op het dek gebleven, maar Dick Sand had het met alle macht tegengehouden, omdat dit zich zonder noodzakelijkheid in gevaar begeven zou geweest zijn.

Men stelle zich een boom voor, zonder eenig nut, zonder vruchten en bijna zonder bladeren, niet in staat om te voeden of te beschutten, maar met een goed hart. Zoodanig was neef Benedictus. Hij zou gaarne iedereen diensten bewezen hebben, indien, zooals Prudhomme zou zeggen, hij in staat ware geweest ze te bewijzen. Eindelijk, men had hem lief juist terwille van zijn zwakheid. Mevr.

Oom Tobias van Sterne, en die waardige man heeft juist dezelfde woorden gesproken toen hij een muskiet liet vliegen die hem kwelde: 'Ga, arme duivel, zei hij, 'de wereld is groot genoeg om jou en mij te bevatten!" "Een braaf mensch die oom Tobias!" antwoordde neef Benedictus. "Is hij dood?" "Dat geloof ik wel," hernam kapitein Hull ernstig, "want hij heeft nooit bestaan."

"'t Was wel de moeite waard," voegde hij er bij, "vijf of zes duizend mijlen te hebben afgelegd, vreeselijke stormen getrotseerd te hebben, op de kust geworpen te zijn, en dan geen enkele van die Amerikaansche hexapoden te vinden, die den roem uitmaken van een entymoloogsch museum! 't Was waarlijk wel de moeite waard!" Tot besluit vroeg neef Benedictus, om maar verder te gaan.

Anderen Op Zoek