Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
Daar werd ook de lamp aangestoken, en als Marieke heel dien overvloed van schoone vruchten zag en het witte beddeken, dat Pallieter openlei, toen sloeg ineens het bloed naar heur hoofd, haar hert klopte, en stil en gelaten lei ze heur hoofdeken tegen zijn borst. En daarbuiten, door den avond en den damp, lichtte de open vierkanten luik als een teeken van grooten vrede en geluk.
't Beddeken stond in een luchtige kamer, naast de breede koetse van Romaan en Madeleen. Drij vensters wierpen licht op den blooten vloer en, bij kletsende geuten, tegen 't vermoeide muurpapier, vaag-bebloemd met bruinroode tulpen. En 't beddeken was sneeuwwit en zuiver en prontelijk, gewend aan de zorg van aandachtige moederhanden. Goedele bukte zich langzaam erover.
Goedele vroeg algauw, om de overweldigende treurnisse te keer te gaan: Mag ik Romaan zien? Sprakeloos gingen ze, Madeleen vooraan. In de ziekenkamer neep een geur van jodeform en woog een zoelte van moede lucht, lijk in hospitalen. Bij 't kleine beddeken zat Romaan, diepe gebogen, zijn kinne in beide saamgebrachte handen, aan 't staren zonder ende, recht vóor zich uit.
"Kijk hier liggen de schoapkes zeu scheune te rusten," hikte zij droog, hem voor het kleine beddeken en 't wiegje brengend. Hij zei geen woord meer. Hij keek zijn kinderen lang aan, met starren klik, en keerde zich toen om. Zijn wenkbrauwen stonden gefronst, zijn kin beefde. Geen enkelen klank meer uitten zijn bleeke, bibberende lippen.... Zij wist het nu, hij kon niet meer genezen....
Ze had schrik en dierf niet 't kindeken zien en haastte zich om te zien.... Vóor 't beddeken, aan 't voetende, stakerechte stond Ameye. Ernevens, op een lage stoel zat Romaan. Zij verroerden zich niet. Ze keken halsstarrig toe. Het kind lag heel wit midden op het witte kussen en op zijn aangezicht was geen speur van leven meer. 't En asemde niet ... Goedele week instinktmatig.
DE ENGEL. Rosa, du weets niet wie ik ben; en toch, van dijne geboorte tot heden heb ik dij nooit verlaten. Ik stond bij dijne wiege, en zond over dij den zoetsten slaap; dijne lieve droomkens waren bloemen, uit mijne hand over dijn beddeken gestort. Ik bestierde dijne eerste stappekens en wierp voor dijne voetjes de steenen uit het hobbelige pad des levens.
Wat een genot als zij 's morgens wakker werden in 't warme beddeken, te midden van den fruitreuk, als zij door het ronde raampje nevens hun hoofd, een zonbeschenen vlakte zagen openliggen, met mosbegroeide kentelende heuvels omendom. Ze grepen elkander vast en begosten te fikfakken lijk twee kleine kinders. Fruitetend kwamen zij op het dek, en hei wat een plezier! Wind en Zon!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek