United States or Monaco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uit hoofde men deze sage overal vindt, zullen wij dezelve in zijn verband niet herhalen, evenmin als de geschiedenis der zeven zonen van den Frieschen Aartsvader Friso, die de volkplanters in Jutland, Hessen en Schotland zijn geweest. Men vindt een beknopt verhaal hiervan in het Nabericht op Vriesland van van Rhyn , dat altijd waardig is gelezen en herlezen te worden.

Men kan zich voorstellen, hoe de Aartsvader, als later met Abraham geschiedde, om niet in de afgoderij zijner stamgenooten te vervallen, verre van hen is afgeroepen, onder een geheel hem vreemde, doch voor hem niet gevaarlijke woestheid: en de dichter heeft aanleiding gevonden tot die voorstelling in het door hem vermelde apocryfe boek aan Henoch toegeschreven, waar God den Aartsengel Uriël tot Noach zendt met den last: "zeg hem in mijnen naam: verberg u zelven: en maak hem het naderend einde bekend, dat geheel de aardbodem vergaan zal."

Aan de beschrijving van den aard en de levenswijze onzer Huishonden zullen wij de onovertreffelijke karakteristiek van deze dieren laten voorafgaan, die door den aartsvader der dierkunde, door Linnaeus, op de hem eigene, korte en prettige wijze gegeven is. Ik heb getracht haar zoo nauwkeurig mogelijk te vertalen, hoewel dit geen gemakkelijke zaak is. Sommige gedeelten zijn eigenlijk onvertaalbaar; het overige luidt ongeveer als volgt: "Vreet vleesch, aas, melige plantaardige stoffen, geen kruiden. Verteert beenderen, braakt na het eten van gras. Drinkt leppend; watert zijdelings, in goed gezelschap dikwijls honderdmaal; beruikt de aars van andere; neus vochtig, speurt uitmuntend; loopt zijwaarts, gaat op de teenen; zweet zeer weinig, laat bij warm weer de tong uit den bek hangen; voordat hij gaat slapen, loopt hij om zijn slaapplaats heen; hoort gedurende den slaap vrij scherp, droomt. De teef draagt 9 weken, werpt 4

Zie daar, Juffrouw Willis, nu ben ik een man, die met een Dominé wel eens over een Kapitteltje harwar, maar ik was stom; zo sprak dat brave Styntje Doorzicht. Eindlyk sprak ik eens recht myn hart uit, en ik drukte haar de hand. Myn Heer, gy zyt een Zoon van den vromen Aartsvader Abraham; gy wandelt voor Gods aangezichte, en zyt oprecht; een vroom Israëliet, in wien geen bedrog is.

Bryant is het eens met al degenen die van meening zijn, dat Sydic, of Sadic de aartsvader Noach was en ook Melchizedek was en dat zijn naam Sadic, met het hem in Genesis vi: 9 toegeschreven karakter overeenkomt."

Geleerd heeft hij ongeveer niets; de eenige vrucht van het genoten onderwijs, die voor hem niet verloren gaat, is een onbeperkte bewondering voor den aartsvader Jacob, die zoo heerlijk iedereen weet te bedriegen, zijn vader, zijn broeder, zijn oom, en die zoo vast op Gods hulp rekenen kan. Jacob wordt zijn ideaal. Evenals zijn held, gelukt het ook hem, de schatten van zijn meester te bemachtigen.

Byna voelde hy 'n oogenblik den moed iets aftekeuren in 't gedrag van den aanstaanden aartsvader, en hy begon reeds met 'n enkel bescheiden woordje... maar de dominee overlaadde hem met verwyten. "Zulke vragen pasten geen kind!" heette het. Wouter moest bedenken dat de Heer van-plan was uit Jacobs stam voorttekomen, en dat alzoo die linzenhistorie volkomen fair play was.

De wijn is goed; de goudgele kleur, het fijne geurige bouquet herinneren aan de lichte wijnen van het zuiden van Spanje: na van dien wijn gedronken te hebben, brengt men gaarne zijn dank aan den aartsvader Noach, die, naar de overlevering wil, in den omtrek van Erivan den eersten wijnstok zou hebben geplant.

Zoo, in den IIen Zang, vs. 110, "hing" voor "liet hangen". Ie Zang, vs 55, bl. 3, rl 1 v. b. Aartsvader Adam had, enz. Het getal wordt hier bepaald der na Adam reeds uitgestorven geslachten, op het tijdstip waarvan de dichter de gebeurtenissen, vóór de in zijn Epos bezongen handeling verloopen, begint te verhalen. Ie Zang, vs 104, bl. 4, rl 10 v. b.

Gij opent de gegrendelde kerkerdeur en stapt eene schrede terug. In die kerker ligt op stroo een menschengedaante. Het is de ongelukkige. Vroeger figureerde het beeld onder den preekstoel in de Munsterkirche, als de aartsvader Abraham; een bekwaam schilder heeft het een weinig gemoderniseerd, en nu doet het in den kerker van den aartsketter Huss volkomen zijne dienst.