United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wie schetst echter hunne verbazing, toen zij daar een eenvoudig boertje voor zich zagen, klein van gestalte en zonder eenig aanzien. Want de kleeding der drie Vrijbuiters bestond slechts uit eene wijde broek, een eng, maar geschoot wambuis en een breedgeranden hoed. Was deze eenvoudige man 't gevreesde Hoen? En behoorden die twee knapen tot de zoo beroemde Vrijbuiters?

Hoezeer de verschillende rangen en standen der maatschappij zich van elkander onderscheiden; te dezen aanzien onderscheiden zij zich niet: neen, overal, waar kinderen zijn, vereenigt zich steeds groot en klein, om, als de bepaalde dag daar is, in de viering van het feest te deelen.

"Wel," hernam de knaap. "En gij dan?" En met stoute onbeschaamdheid zag hij Marius strak aan. Zijn oogen werden grooter door de fiere helderheid welke er in lag. Op strengen toon hernam Marius: "Wie heeft u gezegd terug te komen? Hebt ge ten minste mijn brief bezorgd?" Gavroche was niet geheel zonder bekommering ten aanzien van dien brief.

Alleen rijke en voorname vrouwen kunnen zich de weelde veroorloven kleederen te dragen die dwingen tot nietsdoen, en als met geweld tot welke bezigheid ook, ongeschikt maken. Een sleep met zich mee te voeren gaf dus rijkdom, macht, aanzien te kennen. Zoo was de sleep het symbool van voornaamheid en deftigheid.

"Ik geloof, dat ze mij voor je kinderjuffrouw aanzien," zei Go spijtig, die Riekje op den arm had genomen, omdat ze moe werd; en met haar klein hoedje en kort trotteurtje er wezenlijk niets "mevrouwig" uitzag. "Kom, nu moeten we nog vleesch hebben; waar houën jullie veel van? Rookvleesch?" vroeg Else. "'t Is voor op de boterham," legde Go nader uit, "hou-je van leverworst?"

Deeze vogel, hebbende de grootte van een lyster, is ten aanzien van deszelfs pluimaadje en gedaante gelyk aan een quartel; maar zyne pooten zyn een weinig langer, en zyn bek is uittermaten puntig. Zeldzaam ziet men hem vliegen; maar hy loopt zeer schielyk in de weiden en Zand-woestynen, alwaar hy zig verschuilt, zoo dra hy bemerkt, dat men op hem loert.

Eindelijk vertrok ik, en een kales bracht mij in snellen draf langs een helling naar de Levantstraat. Overal hetzelfde verblindende licht, dat met het vele opdwarrelende stof aan La Valette het aanzien geeft van een brandende stad. Enkele fijne, violette schaduwen gaven in de gebouwen vormen van menschen en dingen aan. De meeste straten kwamen op de zee uit.

Indien zij zozeer niet van de trouw en de volksliefde der Dekens waren verzekerd geweest, zouden zij die veredeling ongetwijfeld met een toornig oog en als een staatkundige list der Edelen aanzien hebben; zij zouden hebben gezegd: zo ontroven de Leenheren ons de voorstaanders onzer rechten en verleiden onze Dekens door hun gunsten.

Wij wilden elkaar niet verlaten, veeleer zouden wij een gansche stad achter onze hoeve gebouwd hebben. Als families in de beste harmonie verkeeren is het zoo goed te leven en te sterven waar men geboren is. De Meimaand was dat jaar prachtig geweest. In jaren had de oogst zich niet zoo mooi laten aanzien. Ik had dien dag met mijn zoon Jacques een wandeling gemaakt.

Wat zijn wij dan? Als ik menschen niet durf aanzien, en beesten wel, en bloemen ook wel, en jou ook... dan geloof ik niet dat jij een mensch bent! Misschien niet! Waarom zeg je altijd misschien? Omdat ik zoo weinig weet. Het kind bleef nadenkend staan, en zag hem aan. Zacht schudde ze weer het blonde hoofdje. Dat geloof ik niet. Je zegt het uit goedheid!