United States or New Caledonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat jueg er met de peerde in de tente en der weer oet en dat zat op de peerde en stund op de peerde en danste op de peerde en soms wassen de peerde boven en dat wipte over vlaggen en deur hoepels met pampier beplakt en dat hoelde en dat klapte met de zwöppe........ 't doezelde mij veur de oogen en soms wuerd het mij benouwd um 't harte.

En Teunis kwam 's anderen doags 't oavend weerum; en Deine had 'en pampier liggen, woar Teunis zien noam onder most teikenen; teikenen, dat ie zien zeun Paul oan Deine Woesting veur 'en vette koei afstong; dat ie 't jungske nooit zou reklemieren, en dat Deine veur 't kiend as 't hoare zurgen zou.

Hij keerde een brandend stompje sigaar met zijn lippen in den mond om en rookte met het vuur naar binnen, en flapte het dan weêr zijn natte lippen uit, en trok en haalde met hol ingezuig van zijn elastieke wangen het natte en half uitgedoofde eindje weêr in rooden brand. Hij beet een cent door midden, het koper knauwend en wringend tusschen de klem van zijn wreede tanden. Hij maalde een stuk kool uit de kachel fijn, knersend liep het zwarte sap zijn mondhoeken uit. O.... maar hij kon nog wel wat anders.... Hij begon omgekeerd over den zolder te loopen, zijn handen met gesloten vingers als van een aap, plat op den grond, de beenen knieknikkend in de hoogte spartelend, het vuile jasje als een jak afhangend om zijn kop en handen. En daarna nam hij een stuk papier «pampier, genogt" en vouwde het in wel vijftig repen, langzaam, geduldig, als was het een gewichtig iets, precies, en begon toen: «kijkt u" er meê te draaien en te wringen, het uit te klappen en dicht te slaan, het te rimpelen en te plooien tot allerlei figuren als een volleerd goochelaar. Met een zeurige, weenerige stem begon hij er een lesje bij op te zeggen, dadelijk terugvallend in den juisten toon: «Dat is voor 't eerst, Heeren en Dames, een kleine hand-harmonica," lijmde en zong zijn kermisstem als stond hij midden op de markt onder een hoop kijkers, of voor een deftig huis met veel kinderen om zich in een wijde straat. Figuur na figuur kwam en wrong hij van 't papier, dingen met stompe gelijkenis aan de dingen die zij verbeelden moesten. «D

Vervolgens liepen ze weder door, ieder de eigen richting. Uit vreugde zong Hilbert 't lied van zijn kinderjaren: "Rondom de ketel! Wat zullen wi t' aovend eten Broam, broam, sprikken, Leêr, leêr, lappien leêr Doe er uut en ik er weêr." Uit de verte schalde haar vroolijke stem: "Haken en oogen, Tikke, takke, toogen, Wit pampier Zwart pampier Zoo komt Pouwel Jones hier."

"Die vuuring zit doanig vast!" zei het meisje, toen ze al een half uurtje met tornen was bezig geweest: "'t is of 'r pampier of wat anders tussen gedaon is. Zie 's Peter....!" "Wat?" zei Peter, die bezig was om de riemschoenen tegen de klompen te verwisselen: "Wát! zit 'r 'en pampier tussen de vuring? Loak 's kieken, dern. Wat zei je? Heer! 'k Gleuf 't verechtig! Gauw, turn los!

"En," zoo besloot hij zijn verhaal, "voor den dag komen moet hij!" "Dat moet hij, Frederik," zegt de schout. "En ik wil met je gaan, want ik ben er toch immers eenmaal voor aangesteld, en onze baljuw zeî laatst nog tegen mij: "Schout," zei hij, "op u rust het alles in Gulzow;" en toen gaf hij me een vel pampier en zeî: "deze zaak is pressant."

Zo is dat alzo geschied, dat ik de peeren onder water half op-gegeten heb, en vertoonde de peeren onder het volk, doen ik op het land quam; ende op hetzelve pampier schreef ik mede zo veel: dit heb ik voor Amsterdam in de Wetering ende onder water geschreven; ende op de schalmey speelde ik mede onder water op den grond, dat het volk, die op het land stonden, boven water gemakkelijk hooren ende verstaan konden; onder allen speelde ik mede den 23 Psalm: Mijn God voet mij als mijn Herder geprezen, dat die luiden, die op de kant van de sloot stonden, zeiden: Hoort eens mannen, dat speelt hij nu!

Pas op, snie den boel niet kapot. Joa, kiek, 'en pampier! Zie 's vrouw! He'k z'n lêven! 'en dun pampierke d'r in! Wat steet 'r op? Lês Mie! ik kan niet lêzen. Nog 'en pampierke! Nog één! Harrejennig! Ze zin krek as de bankpampierkes die 'k bij den ontvanger zoo veul heb zien liggen. Zeg Mie, wat steet er toch op te lêzen?

Die is nog by gelyks men Doop-peet: want ik hiette maar Pieternelletje Pauwls, en ik had zo een dinsigheid , om ook een van te hebben; en toe zei je Grootvader; kom meid, we zullen je Pieternelletje Deegelyk noemen: 't heugt my nog klaar; ik lei het Pampier in de eetenskast in men keuken, en Grootvader deedt zyn schoenen nog aan, en hy lachte dat hy schudde; om dat ik zo bly was met men van.

Onder allen was daar mede een Makelaar onder het volk, geheeten Lems, die hadde een schoon blad pampier bij hem, daar schreef hij zijn naam op, hetwelke hij mij gaf, waarop ik tegen hem zeide: Ik zal daar onder water op den grond op dat pampier met pen ende inkt schrijven, dat gij dat boven water op het land zult konnen lezen.