United States or Iran ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ik heb vanmiddag nog even den burgemeester gesproken," deelde Teunis mee, eensklaps van onderwerp veranderende. "Zoo!" antwoordde Klaas en bleef stevig doorrooken. "Ja," bevestigde Teunis en rookte ook verder. "En wat hoor je tegenwoordig van je Gerrit?" vroeg Gijsje; veel te snel naar den zin van haar man, want ze viel met die vraag met de deur in huis.

Toen, neen, toen herkende hij hem niet, maar nu.... door het daglicht beschenen, nu.... ja, ondanks de jaren, die er verliepen sedert hij hem voor de laatste maal zag, nu herkende hij hem terstond, en eensklaps kwam hij tot de zekerheid dat de beschonkene van den vorigen avond, dat hij, die Deine-Meu moest hebben overrompeld en thans zijn hand naar het hare uitstrekte, de man was, waarvoor de oude vrouw hem Paul leerde bidden, voor wien zij hem, ondanks de treurige herinneringen der jonkheid, liefde had ingeboezemd, dat die man, die nietswaardige: Teunis Dissel.... zijn vader was.

"Het begint al aardig 's nachts te vriezen," sprak Gijsje, een stevige, breede boerin. "Maar aan de warmte van binnen hindert dat niet, als 't goed is," merkte Teunis heel wijsgeerig op.

En daar is Emmeke, de dochter van Teunis met de Kodde, die haar ouders allebei dood waren, dat waren ze; en heb ik haar niet in kennis gebracht met de rijksten van Utrecht? en windt ze nu niet den ouden Proost van Sint-Salvator om haar duim als een kluw garen? en drinkt ze niet uit een zilveren kroes, wat ze lust? dat doet ze.

Gij zijt veraf wonende zwervers, zeiden zij, die wij niet achten kunnen. Doch toen wij hun van onze ijzeren wapenen wilden verkoopen, ging ten laatsten alles goed. Ook waren zij zeer begeerig naar onze barnsteenen, en het vragen daarnaar nam geen einde. Maar Teunis, die verziende was, deed alsof hij geen ijzeren wapenen noch barnsteenen meer had.

Zie je, 'k was in den hemel; en toen ik wel genoeg had, en net als vanouds op m'n twee beenen liep, toen zag ik ook jou weer, mijn goeje Hans; maar niet zooals je nou bent, maar blank van vel, en fraai van leden, en zwart van haar, want weet je, jij zelf waart bij Teunis in 't kuiltje.

Voor het overige was hij een slecht jager en, met stroopen en al, bracht hij in een jachtseizoen niet half zooveel thuis als "de dubbelde" Teun; wat hem in dezen zeer verdroot. Zoo ras Derk Teun den Jager bemerkte, riep hij hem half gebiedend toe: "Waar zijn ze heen 'etrokken, Teunis?" "Dat mot jij weten!" antwoordde deze. "Kan ik dan door den berg heen kijken?" grauwde Derk Joosten.

Zeg, Teunis! riep hij, zich achterom over de stoelleuning buigend, naar een voerman, die bij de toonbank een borrel dronk: "vertel es van verleden week, toen je met de steenkarre ree voor de villa van den notaris!" Dat was zòò! zegt Teunes gewichtig, nadat hij eerst, langzaam, een tweede glaasje heeft genoten: "We hadden overwerk. 't Was een zware, heete dag geweest. We verlangden naar honk.

Het lantaarnlicht in een der masten verried de plaats waar de koopvaarder ten anker lag. Spoedig had men het vaartuig bereikt en onderwijl Teunis met Willem langs de uitgeworpen valreep aan boord klom, werden achtereenvolgens verscheidene vaatjes, kisten en balen in de vlet neergelaten. Na een kort onderhoud met den koopman en den schipper, kwam Teun alleen weer van boord.

Zij die meer hielden van hun lijf, dan van het recht, lieten hem tobben, maar de goeden trokken weg. Vele Magiaren vloden met hunne manschappen terug, en de zeelieden gingen scheep en een heer van stoutmoedige Finnen gingen als roeijers met hun. Nu komen de geschiedenissen van neef Teunis en zijn neef Inka eerst recht op het pad.