United States or Martinique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op dezen bijzonderen avond had Lestrade gesproken over het weer en de dagbladen. Daarna was hij minder spraakzaam geworden, keek strak voor zich uit en trok hard aan zijn sigaar. Holmes keek hem scherp aan. "Is er iets bijzonders aan de hand?" vroeg hij eindelijk. "O, neen, mijnheer Holmes, niets bijzonders." "Nu, dan kunt gij 't mij ook wel vertellen." Lestrade lachte.

Kitty vond, dat Anna zeer natuurlijk was en niets verborg, en toch had zij een gevoel, alsof Anna soms tot haar moest nederdalen uit een voor haar onbereikbare, hoogere, dichterlijke wereld. Na den middag ging Dolly naar haar kamer. Anna stond dadelijk op en naderde haar broeder, die een sigaar opstak.

In Spanje legt het geven en aannemen van een sigaar een band van gastvrijheid, zooals in het Oosten het deelen van brood en zout. De onbekende bleek spraakzamer dan ik had gehoopt. Voor het overige scheen hij, hoewel hij zeide te wonen in het district Montilla, de streek vrij slecht te kennen.

En dan neem je den eersten keer overal te veel van omdat je niet precies weet wat er komt en nooit weet hoe ver je bent. En de volgende maal zal je 't beter doen en dan krijg je lang niet genoeg en moet een groote zware sigaar rooken met een leege maag.

Ondanks het vroege uur is alles in het dorp reeds op de been; kinderen spelen; vrouwen zijn met verschillenden arbeid bezig, onder anderen met het vlechten van matten; enkele jongelieden zitten voor de deur hunner hutten een sigaar te rooken. Ik ga naar hen toe, om hunne woning te bekijken, die het best te vergelijken is met eene reusachtige parapluie.

Hij bepaalde zijn aandacht tot de papieren, die hij in de hand had en pagina na pagina werd ter zijde gelegd. Eindelijk dacht ik dat, als hij gereed en zijn sigaar opgerookt was, hij wel naar zijn slaapkamer zou afzakken, maar voor hij nog zoover was gekomen, gebeurde er iets, waardoor onze gedachten een geheel andere wending namen.

Michal Mordtmann wierp zijn sigaar weg, dronk een glas grog en ging in de kamer van Mevrouw Lövdahl. De koffie was rondgediend en 't dienstmeisje was aan het afnemen. Om Mevrouw Wenche heen stonden eenige heeren, die niet rookten of toevallig met haar waren blijven praten. 't Waren meest ambtenaars en enkele van de huisvrienden, die zich in dit gemengd gezelschap niet erg thuis voelden.

Roem-roem-roem-roem-roem. Haast worden ze op de hielen getrapt door een derde paar. 'n Logge boerenjongen met de dochter van de schooljuffrouw. Op z'n rooie, verbruinde, jukbeenderen gezicht hangt 'n grijze pet. 'n Groote, zwarte, versabbelde sigaar dampt in z'n hoofd. Hij is in boezeroen, dat klappert en bult om z'n lompe lichaam. Z'n broek is van verschoten fluweel.

Ziedaar! ik hoop, dat uwe nieuwsgierigheid nu voldaan zal zijn, want ik heb slaap. Laat zien, zei de kapitein, er moet bepaald nog wat komen, want mijne sigaar is nog niet uitgerookt. Dat is zoo, zeide Dries, waar blijft de dikbuik, luitenant? De dikbuik? zeide deze vragend. Wel ja, de waterzuchtige, zeide Dries. Dikbuikius waterzuchta, voegde de kapitein er tot opheldering bij.

Op eens schiet hem in de gedachte, dat er op het adres, 't welk hij in zijn zak heeft, nog voor het huisnummer een letter staat, en wel de letter W. "Mijnheer!" vraagt hij aan een jongmensch met een flambard op 't hoofd en eene sigaar in den mond, die hem tegenkomt: "ben ik nog ver van W 424?" "Ik weet er u niets van te zeggen," is 't antwoord. "Zeker ook een vreemdeling evenals ik," denkt hij.