United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat was dat "Kregel Mennonietje" veranderd! Zijne oogen draaiden onder zijne donkere wenkbrauwen als kooltjes vuur in het rond, en dikke plooien liepen van zijnen neus naar zijn hoog en breed voorhoofd. Alles was beweging aan hem; hij stond geen oogenblik stil en hij keek naar de Spaansche vloot, alsof hij die geheel alleen zoo maar op de vlucht kijken kon.

"Het Kregel Mennonietje is ziekentrooster aan boord van Ammiraal Claesensz.!" schreeuwde ik naar beneden. Plof! Daar kwam al weer zoo'n doek met zand tegen mijn lijf aan. Ik verloor het evenwicht, liep nog een eind vooruit om op de been te blijven, doch kwam toen tegen Witte terecht, en rolde met hem van boven neer. Met daverend gejuich werden wij onder het geroep van "Spanje! Spanje!" ontvangen.

Het werd beproefd en 't Kregelige Mennonietje, de man, die geene vrees kende, die goed en bloed voor 't Vaderland veil had, die, al had hij tien levens, ook tien levens zou willen opofferen om zijn Land groot te maken, zag de stoute wensch van zijne jeugd vervuld: hij was bevelhebber eener vloot! "Waar onze Ammiraal toch zoo lang blijft?" zeide op zekeren dag Adriaan tegen Huib.

'T is erg, meer dan erg!" 'T gejoel op de straat nam steeds toe. Wel twintig jongens, die stokken droegen waaraan ze doeken geknoopt hadden, stonden voor de deur en ontvingen mij, toen ik buiten kwam, met luid gejuich. "Je moet naar den vader van 't "Kregelige Mennonietje," Huib, riep Marten en stopte mij een stok met een doek er aan in de hand. "Ja," gaf ik ten antwoord.

Toen ik hiermede klaar was nam Mie, de meid, een kleerschuier, borstelde mijne kleederen schoon en wiesch mij zelfs het aangezicht. De krabbels van Wittes nagels, of, zooals het Kregelige Mennonietje zeî, de schrammen van de braamdoornen kon ze niet wegkrijgen. Met die litteekenen op het gelaat kwam ik twee uren na den noen bij Moeder, die al dadelijk zag, dat ik eenen anderen zak medebracht.

"Kijk, daar staat al een jongen op!" riep Simon. "'t Is ons Kregel Mennonietje!" zeî Marten. Het was zoo. Nauwelijks waren wij op de plaats waar we prachtig zeegevechtje konden spelen, of Willem Roete ging naar hem toe en zeî: "Hoe komt gij hier?" "Op mijne beenen!" antwoordde Witte. "Denk-je dat ik vliegen kan?" "En wat kom-je doen? Kom-je meevechten?" vroeg ik.

Ik dacht aan den ouden schoolmeester, aan 't Kregel Mennonietje.... Daar vlogen de matrozen het want in! He, wat kerels! De kogels floten hun om de ooren; de vlammen verschroeiden hunne hoofdharen, bakkebaarden, en kleeren! Te vergeefs! De brand was niet te stuiten!

"En is de Ammiraal al aan boord?" "Ja, hij is in de kajuit! Maar stil, daar komt jou Kregel Mennonietje aan. 'T is toch een vent, die Witte! Jammer, eeuwig jammer, dat hij zoo 'n bullebak is!" "Hei daar, luie slampampers, waar is je Ammiraal?" vroeg Witte zoodra hij een voet op het dek zette en onze twee mannen in het oog kreeg. "'K zal hem gaan roepen, Ammiraal! Hij is in de kajuit!"

Vooral als wij hem "Kregel Mennonietje" noemen dan stampt hij van kwaadheid en krabbelt zichzelven in 't aangezicht. Want weet u, moeder, Witte's vader, de oude Cornelis Wittensz. De With en zijne Moeder Neeltjen Andries, zijn beiden Mennonieten en deze mogen niet slaan, niet vechten, niet zweren en wat weet ik daar nog al meer af!"

Als jij dan zooveel weet, laat me dan maar links liggen!" gaf ik zeer verstoord ten antwoord. "Je bent boos, Huib, maar dat kan ik niet helpen! Ik heb je niets in den weg gelegd, wel?" Ik zweeg en keerde mij om; want ik was, o, zoo nijdig, en al weer niet op mij zelven, maar op den ouden schoolmeester, op "Kregel Mennonietje," op Marten, op Pieter Pietersz. Hein, ja, op heel de wereld.