United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


"En als ik dat eens niet gedaan hadde, wat zoudt gij-lieden dan weten, zegt?" "Dan wisten wij niemendal, Marten!" sprak Simon. "Welnu," hervatte Marten, "ik en heb het onzen Huib nog niet gezegd wat er gebeurd is, en daarom kan hij 't niet weten ook! Luister, Huib, ik zal het u vertellen. Mijne moeder kreeg van morgen eenen brief van vader, die thans met zijn schip te Enkhuizen ligt.

Huib voldeed hieraan met graagte; want al had hij het aan dezen of genen al zoo vaak verteld, 't was hem nooit te veel om het nog eens en nog eens te doen. Hij zette zich daarom op een hoop zeilen en uit den wind en begon zijn verhaal. Een dag Vacantie. 'T was een prachtige Octoberdag van het jaar onzes Heeren 1606.

"Hoezee!" juichte Jonge Kees zonder op de tegenwoordigheid van zoovele aanzienlijke personages te letten. "Hoezee! Als Huib en de Ammiraal me zoo terugzien, dan zullen ze net zoo blij zijn als ik ben! Ja, dat zullen ze! Hoezee!" En 't was zooals Jonge Kees gedacht had.

Onderwijl Huib dit vertelde rolden een paar dikke tranen over zijne wangen, en alsof hij zich hierover schaamde, wischte hij ze schielijk af en vervolgde zijn verhaal. Het was een bezeilde wind en toen we aan boord van De Bare kwamen, werden de zeilen geheschen en de ankers gelicht.

Ben-je dan dat kostelijk zeegevecht bij Duins vergeten?" "Ho, dat is al elf jaren geleden, en toen liep je aan moeders hand naar het strand om schelpkens te zoeken! Zoo'n jongske moest daar niet van willen meêpraten. Toen was toen, en nu is nu!" "Denk-je' dan, Huib, dat wij te Scheveling nooit ergens anders over kallen dan over scholletjes en tongetjes? Vader heeft me dikwijls verteld...."

Tromp sprong wel drie schreden achteruit, doch kwam spoedig naar mij toe en zeî: "Huib, Huib, wie had dat gedacht toen we op den Burgheuvel te Oostvoorne zeegevechtje speelden, toen we te zamen voeren en te zamen zweepslagen ontvingen! Je bent niet gelukkig geweest, Huib!"

De waarheid was dat Huib te erg aangedaan was en nu meer dan vroeger misschien dacht aan de spreuk van den Brielschen schoolmeester: De tijd, die voorbijging is verloren!" Toegejuicht en beweend. Reeds twee jaren lang had ik op een der oorlogsschepen van de West-Indische Compagnie gevaren en er was geene sprake geweest van verhooging in rang.

Deze deden dit en toen Jurrie daar zoo lag, zeî Marten: "Was hij je vriend, Huib?" "Neen," antwoordde ik, "ik was bang van hem!" Marten zeî niets, maar legde een zeil over den gesneuvelde. Toen hij dit gedaan had en opkeek riep hij: "Huib, kijk, kijk!" En wat was er te kijken? Toen ik omkeek was het haast niet meer te zien. Een vijandelijk vaartuig, dat in brand stond, vloog in de lucht.

Huib hoorde wat van "eickenhout, boterbloem en gout," en begon het een met het ander in verband te brengen; maar het gezang hoorde hij echter nog niet goed, hoewel het steeds nader kwam. "Wat is een dier zyn vryheid waert! Wat mist het aan zyn wensch; Terwyl de vreck zyn potgelt spaert! O slaef! O, arme mensch!" "Nu nog mooier! Nu ik "potgelt" heb, zou ik een "vreck" zijn.

Hij is nu al luitenant aan boord van Boudewijn Hendriksz. den Ammiraal. Als Witte zoo voortgaat dan ..." "o, Kapitein, toen ik als knaap afscheid van hem nam, zeî hij: "Als ik zeeman word dan moet ik ook Ammiraal worden!" Dat zeî hij en ... God, God, gij allen gaat mij vooruit en ik, ik blijf, die ik ben, een arm, arm matroos!" Ik barstte in tranen uit. "Wat niet is kan nog worden, Huib!