United States or Brazil ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan het eene vertoonden zich Gerrits ouders, met mevrouw Van Hoel en mijnheer Vernooy; aan het andere zaten mevrouw Vernooy, Klaartje Donze, Wagestert en Hateling. Mevrouw Storks hartstocht voor het omberspel scheen min of meer hare bekwaamheid te overtreffen; althans er was eene zekere onevenredigheid tusschen deze twee vereischten, die den heer Van Hoel kennelijk hinderde.

"Dat moet hij zeker, vrouwlief!" was het antwoord; "maar dat was voor onzen Gerrit het minste." "Ja, dat wil ik ook wel gelooven!" hernam de moeder van Gerrit; "maar toch, ik zei dat daar nu zoo, maar ik kan je eerlijk zeggen dat ik er nooit over denk." "Je moet het nu weer zoo heelemaal niet weggooien!" antwoordde Gerrits vader. "Neen!" zei Gerrits moeder; "dat nu juist niet."

Aan 's jongelings anderen kant zat de hartelijke Vernooy zich te vermaken over Gerrits kunde en belezenheid, blijkbaar in het beantwoorden van den waterval van woorden, die het molenrad van mevrouw Storks tongetje om deed loopen, en fluisterde telkenmale mevrouw Van Hoel zijne bewondering van "den knappen jongen", toe; al weder tot zijn niet gering nadeel in de schatting van die dame, die met onbegrijpelijk veel statigheid hare oogen over een gezelschap weiden liet, waaraan zij naar haar inzicht den grootsten luister bijzette.

Eene siddering ging over Gerrits hart; eerst werd hij bleek, en toen hoog rood; want zij was het, de schoone Geldersche, de jonkvrouw van zijne gedachten! Met een goelijken knik aan den ingang van de deur en een nog goelijker lach drukte de heer Vernooy, die nu ook volgde, Gerrits hand. "Hartelijk, hartelijk, man!" riep hij uit. "Je bent nu candidaat, heet het zoo niet?"

Daar keerde Wagestert, die aardigheden aan Hateling stond te verknopen, zich kort om, stiet Gerrit aan den elleboog, en de kop koffie, die hij in de hand had, vloog over het kleedje van grijs gros-de-naples, dat Clara's lieve leden omgaf. Gerrits verlegenheid was verschrikkelijk. De dames vlogen toe, behalve mevrouw Van Hoel; er werden geen zakdoeken gespaard om het vocht op te nemen.

Met een hartelijken handdruk, waarbij een gulden uit Gerrits hand in die van zijn reisgenoot overging, zei de eerste: "Ik dank je wel, Vlok!.... Voor de kleintjes, hoor!" "Maar meester, dat is te veel. De boer betaalt me." "Ik betaal je ook niet; het is een aardigheidje voor de kinderen."

Moeder Grietje pakte pruttelende den boerenreiszak met 't zilveren slot, en Gerrits laatste woorden waren voor dat hij insliep: "Neen, dat wi'k d'r ook is van hebben; 'k zie overal gewêst in Oarem, in Nimwêgen, in Zutfen, overal! moar in Amsterdam neen! dat spul wi'k ook is zien." Wat er 's nachts gedreumd wier!? We weten het niet.

Zijn tijdgenoot Petrus van Thabor schetst hem in zijn ware licht; woest en onbesuisd van aard, maar rond en eerlijk van inborst. Zie het Archief van Visser en Amersf. In het Gedenks. van Neerl. Heldend. ter Zee van Engelbert Gerrits, I. 76 volgg., is de beoordeeling minder juist.

"De Heere zij gedankt!" riep Gerrits moeder. "Ja, dát is nou tot daaraan toe; maar hij was door 't kwade heen en zei: dat is een bedorven ei uit dat vuile nest! Ik zal 'm een lesje geven! Bij de eerste gelegenheid de beste.... Nou, we zijn altijd te goede vrinden geweest en ik wou het je even gaan zeggen."

Gerrits laatste brief moest uit de plooijen van haar huiskleed te voorschijn gehaald worden. Rijkdom bewaart ter nood minnebrieven, armoede draagt dien van den echtgenoot op het hart. Wat had zij hem dikwijls gelezen, en telkens met dezelfde belangstelling! Liefde is de ware lezeres.