United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hierom, mijnheer de candidaat, omdat het bewijst, mijnheer de candidaat, dat de groote dichter Beronicius bij leven noch sterven medicijnen gebruikt heeft." Daarop nam hij zeer laconiek een handvol ulevelletjes, stak ze in zijn zak en fluisterde mama Witse in: "voor me kindertjes". Het geheele gezelschap lachte, vooral mevrouw Van Hoel, en het: "die Wagestert!" enz. was in volle kracht.

Maar het was niet dit, wat Gerrit zoo verschrikkelijk ergerde. Evenmin dat mevrouw Vernooy in het midden van den vriendenkring zat, tusschen den heer Van Hoel en zijn vader, en zulks als "een pareltje in 't goud", als zij nederig aanmerkte.

Want het was juist daarom, dat de heer Wagestert in alle gezelschappen tusschen twee dames geplaatst werd en alle mevrouwen elkaar het genoegen betwistten zijne zijde te mogen bekleeden; want wat is voor mevrouwen pikanter dan het gezelschap van een vrouwenhater? De heer Wagestert zat alzoo tusschen mevrouw Witse zelve en mevrouw Van Hoel.

"Dat kan wel eens een enkelen keer gebeuren, nietwaar, Gerrit?" viel zijn mama daarop in, die een hoogere sfeer voor haar zoon nog al een geschikt departement vond. "Liever niet," zei Gerrit; "het komt op de Blaak zoo weinig te pas." "Ja!" antwoordde de heer Van Hoel, de schouders met gemaakten ernst ophalende; "het is hier maar een koopstad; daar moeten we ons nu maar mee behelpen."

De speeltafeltjes werden gezet en er vormden zich drie partijtjes. Mevrouw Stork verklaarde zich een hartstochtelijk liefhebster van omberen, "een charmant mooi spel"; mijnheer Van Hoel zei met al de bedaardheid van iemand, die het dagelijks doet, dat hij er ook wel van hield; en Gerrit moest de derde man zijn. De rest van 't gezelschap verdeelde zich aan twee bostontafeltjes.

Twee of drie malen sloeg hij de hand aan zijn glas om het plechtig op te nemen, maar telkens liet hij het weer staan; ja, tweemaal hief hij het werkelijk op in de hand, maar bedacht zich, en verborg zijn voornemen onder het voorwendsel van mevrouw Van Hoel een nietsbeduidende opmerking te maken omtrent de kleur van den wijn en het aangename van een puntig glas.

De oorzaak der verkoeling moet echter niet alleen in de uitbreiding van des heeren Van Hoels vermogen gezocht worden; nog eene andere kleine omstandigheid had daar schuld aan; want, gelijk de heer Witse zoo had ook de heer Van Hoel een eenigen zoon, en het is wel bekend dat er niets doodelijker is voor vriendschappelijke betrekkingen dan kinderen, vooral als zij volwassen beginnen te worden.

Zoo kwam het bij, eindelijk, dat er nooit of nimmer een wilde studentenpartij, een klein straatgeruchtje of iets dergelijks had plaats gehad, niet noemenswaardig in vergelijking van het groote landgerucht dat het daarna maken moest, of mevrouw Van Hoel kon het niet langer uitstellen mevrouw Witse eens een bezoek te brengen, bij welke gelegenheid zij haar dat nieuws mededeelde, met vele verzuchtingen haar beklagende dat zij nog in de onzekerheid was of haar zoon er al of niet was bijgeweest, en "maar hopende, hartelijk hopende, dat dit het geval niet mocht geweest zijn; hij was hier wel voor een knappen, heel knappen, braven jongen bekend; maar men kon het toch nooit weten!

"Och," zei de oude Witse, "wij zullen er maar niet over spreken; maar het is een miserabel ding. De menschen zeggen allemaal dat je knap bent; en wanneer er iemand is, dan ben je altijd stil en ingetrokken. Wij merken er het minste van. Ik kon duidelijk aan mijnheer Van Hoel zien, dat hij dacht: is dat nu die knappe Witse?" "Ja, Gerrit! het is niet pleizierig," voegde mama er bij.

"Och, die jonge geleerden," merkte mevrouw Van Hoel aan, hare handen vouwende en hare nieuwe cabretten handschoenen tusschen de vingers aandrukkende, "Och, die jonge geleerden zweven zoo in een hooger sfeer, dat ze geen mensch meer gewaar worden."