United States or Chad ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Kinderpraat, man, om ons om den tuin te leiden!" viel de Hopman uit. »Vier blanke guldens betaal je zonder mankeeren, of we zullen zoo vrij zijn je mede te nemen naar Saardam, om je vandaar op te zenden naar Heer Diederik van Sonoy. Die zal dan wel een vonnis over je vellen, en ik vrees, dat het ver van malsch zal zijn."

Hist. p. 55, zegt, dat volgens eene Hollandsche kronijk, Radboud geen zoon van Adgillus, maar van Diederik, omtrent den jare 300 Koning van Friesland, bewesten 't Flie, geweest zou zijn. Wij hebben echter die kronijk niet gevonden, en volgen liever het getuigenis van alle overige geschiedschrijvers. Bl. 42. Ao 695. In Friesland, Holland en Teisterband.

Voor dien arbeid werden Saardamsche burgers geprest, die zonder loon en tegen wil en dank daartoe door den Hopman werden aangewezen. Wee den onvoorzichtige, die hierover eenig blijk van ongenoegen durfde geven, of zich onwillig betoonde. Hij werd zonder vorm van proces opgehangen. Diederik van Sonoy had echter evenmin stil gezeten.

Messire Worst kwam bij het gerucht: hij bemerkte Uilenspiegel en zijne gezellen, verlicht door den rooden gloed van de toortsen. Wat wilt gij? zeide hij. Uilenspiegel antwoordde: Dezen nacht namen wij, in zijne hoeve, Diederik Slosse, die de achttien in een hinderlaag deed vallen. Hier is hij. De anderen zijn onschuldige knechten en meiden.

Mijne moeder reikte hem hare hand toe; zij hield veel van den ouden, eerbiedwaardigen man, die zoo menig uur bij haar zat, en, met veel wijsheid, de ondervinding van zijne grijze haren voor haar uitstortte, en die tevens levendig en vroolijk genoeg was, zoodat er hier en daar een weinig poeder tusschen door stoof; als hij van zijn' studententijd in Jena vertelde, wat hij en zijn broeder, Adolf Diederik "de professor juris utriusque in Rostock, kindlief!" in een studentenclub zoo al uitgevoerd hadden.

Wel is Saardam bezet, maar nog is Kennemerland en Waterland in handen van den Prins. Als wij willen, kunnen wij den Spanjaard nog ontzaglijk veel afbreuk doen. Heer Diederik van Sonoy zal spoedig genoeg krijgslieden zenden, om de bedreigde plaatsen te bezetten.

Ter linkerzijde bevonden zich Gerhart Van Audenaarde, Diederik Van Ter Beerst en Arnold Van Beveren De overige dischgenoten hadden, volgens hunne eigen keus, nevens hunne vrienden rondom de tafel plaats genomen.

Terwijl de Koning deze woorden sprak, kwam de verbaasdheid en de schrik in de harten der ridders. Nu merkten zij de strop die hun door Diederik de Vos was aangetoond. Mits Gwyde zich niet bewoog, bleven zij ook nog geknield zitten.

"Ik verzeker u, Mijne heren," hernam Diederik de Vos, "dat er meer dan tweeëndertigduizend ruiters en wel zo veel voetknechten zijn. Zij roven en verkrachten alsof zij daardoor de hemel verdienen moesten." "Zijt gij wel zeker van die kwade tijding?" vroeg Gwyde met angst. "Heeft degene, die u dit gezegd heeft, u niet bedrogen, Mijnheer Diederik?"

Mits hij steeds vrolijk en gulhartig was, verschrikten de ridders niet weinig bij het gezicht dier mistroostigheid; want zij dachten wel dat een kwade tijding zijn wezenstrekken dus had verduisterd. Robrecht van Bethune was de eerste die zijn aandoening door woorden te kennen gaf. Hij riep: "Is u de tong uitgevallen, Diederik? Spreek!