United States or Egypt ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nadat Gwyde lang en met onzekere blikken zijn zoon had aangestaard, liet hij eensklaps de hand van onder zijn hoofd gaan en vroeg: "Willem, mijn zoon, maar wat vraagt gij altijd zo vurig van God?" "Ik bid voor mijn arme zuster Philippa," was des jongelings antwoord.

Gwyde, en al de andere ridders die geen bende aangebracht hadden, waren in Kortrijk gehuisvest; het ganse leger stond reeds enige tijd op de beschreven wijze geschikt en er was nog niemand van hen gekomen.

Wanneer Gwyde bemerkte dat de aanval ging geschieden, zond hij duizend slingerwerpers, onder het bevel van Salomon, heer van Zevekote, tot tegen de tweede beek, om de Franse voorwacht te ontrusten; dan deed hij aan zijn onderscheiden benden een richting nemen, welke hen in een vierkant schikte en hen toeliet in het midden der legerplaats te zien.

De menschen van den lagen stand, de nederige ambachtslieden, hielden van de Leliaarts niet, en heetten «Klauwaarts» naar de klauwen van den Vlaamschen Leeuw. Gwyde, graaf van Vlaanderen, ijverzuchtig op den invloed der Leliaarts zijnde, steunde de Klauwaarts. Gwyde werd tot tweemaal toe gevangen genomen door den koning van Frankrijk, die Vlaanderen bemachtigde.

De kinderen van de gevangen Graaf niets meer verlangende dan de verlossing huns vaders Gwyde en huns broeders Robrecht van Bethune te kunnen verkrijgen, wensten innig om de vrede met Frankrijk, en stapten gaarne over enige moeilijkheden; er werd dan een stilstand van wapenen getroffen, totdat de voorwaarden van wederzijde zouden aangenomen zijn.

Misschien zouden er meer ongelukken voorgevallen zijn; maar de oude Gwyde, angstig voor het leven zijns zoons bekommerd, riep hem smekend toe: "Robrecht, mijn brave zoon, o geef u over om mijnentwille doet het, ik verzoek het u Ik beveel het!"

De reis welke graaf Gwyde op het aanraden van Mijnheer De Valois ging ondernemen, was voor hem en voor het Land van Vlaanderen zeer gevaarlijk: er bestonden voor Frankrijk te belangvolle redenen om het rijke Vlaanderen zo lang mogelijk in bezit te houden.

Gwyde stond op het midden der plaats, met een twintigtal edele ridders rondom zich; hij wachtte totdat de overige gezellen, die men om de in de stad zijnde karren en paarden gezonden had, terugkwamen.

Adolf van Nieuwland bevond zich aan de rechterzijde van de jonge Graaf en sprak gemeenzaam met hem. In het midden van de afstand, die tussen de Dekens en de ridders was, stond de bode van Kortrijk. Zodra iedereen op zijn behoorlijke plaats was, beval Gwyde de bode dat hij zijn boodschap voor de Dekens zou herhalen.

Terwijl de Koning deze woorden sprak, kwam de verbaasdheid en de schrik in de harten der ridders. Nu merkten zij de strop die hun door Diederik de Vos was aangetoond. Mits Gwyde zich niet bewoog, bleven zij ook nog geknield zitten.