United States or Equatorial Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Colosseros maakte zijn vinger goed nat met spog en veegde er meê om Cecilius' oogen. Carpoforus schepte water uit het gootje aan zijn voet en waschte Cecilianus. Als zoete kinderen lieten de komediantjes zich poetsen. De fluiten snerpten. Neêr het aularium. Heftig applaus. De patriciërs zetten zich weêr.

En hij stond een oogenblik breed, wijdbeens, vuisten gebald, gereed, zag toen de knapen: zij vluchtten weg in hun fladdermantel: hij herkende ze; liep ze na, haalde ze in met een paar wijde stappen, greep ze ieder in den nek.... Zij lachten, zij gilden.... Niet doen! Niet doen! Colosseros! Wij zijn Cecilius en Cecilianus! Kwâjongens! Waar moet dat heen? Naar het Theater! Dominus wacht ons!

Ecastor! vloekte fijntjes Cecilius, die het fijner vond te vloeken bij Castor dan bij Pollux of, zoo gròf, bij Herkules. Fabulla, nicht van de Keizerin Domitia en steeds op Colosseros' knie, zag Cecilius nieuwsgierig aan....

Het leven van het volk, het minste, van nabij te zien en zich, in het openbaar, te laten omhelzen door een jongen gladiator, omdat het zoo nauw was, dat Nigrina wel dulden moest, dat ze zat op Colosseros' knie, dat deed haar vergeten dien altijd durenden angst op eenmaal, onverwachts, gegrepen te kunnen worden door Domitianus' beulen.... Zonder reden.... Omdat zij gelachen of niet gelachen had.... Ja, hier vergat zij.... Hier zag zij de histriones, vlak bij, hun soep eten.... Zij vond dat belangwekkend.... En dan de eerzuchten, die voor een patricische uit het huis Flavius zoo vreemd ontzenuwde verlangens maar die belang aan het leven gaven.... Als Nigrina zwaardvechtster was, waarom kon zij, Fabulla, niet optreden als tooneelspeelster?

Colosseros beloofde en Fabulla riep tot Nigrina, niet meer woedend want lachend bedwongen maar toch geëerbiedigd door de Threxen, die nieuwen wijn bestelden, op hare rekening: Nigrina, ik k

Nilus schonk de kroezen vol. Ga je eens meê naar de Broederschap van Isis, dominus? vroeg Nilus. Na de Megalezia, misschien, vriend Nilus, meende de dominus. Mijn hoofd loopt me nu heusch om. En dan nog die dondersche jongens, die altijd weêr wat anders willen.... Op Carpoforus' en Colosseros' knieën glunderden Cecilius en Cecilianus. Overmorgen! smoesden zij blij. Overmorgen!

Dat had ik nu toch ook zoo gaarne gezien: die starrebeelden en dat schip! Door zwemmertjes?? Ik moet maar altijd optreden! Cecilius' oogen werden vochtig; zijn mond vertrok. Colosseros had medelijden met hem, nam hem als een kind op zijn schoot.

En Colosseros, zei Cecilius.... En Carpoforus, zei Cecilianus....

Ja! kreet Fabulla, alles zeggende om van zich af te wenden alle verdenking, dat zij weten zoû van den moord op Nigrina. Met wie....?? drongen de vrouwen. Zeg met wie? Anders gelooven we je niet! drong Crispinus. Met.... aarzelde Fabulla. Met? Colosseros! riep zij. Met Colosseros!!

Op hun dònder?? vroeg de dominus verbijsterd, blikkende van den een naar den ander. De gladiatoren hadden schik in de jongens: zij bulderden van het lachen. Op hun dònder, beaâmden de beide jongens. Syrus, zei Cecilianus.... We gaan een nieuwen troep koopen.... Of huren.... Syrus werd ingewijd in de plannen.... Het is waarachtig wel een geniaal denkbeeld, dominus! bewonderde Colosseros.