United States or Togo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was stikwarm geworden naar mate de stovende zon steeg, door het velarium neêr zevende een onweêrsachtig broeienden lentegloed. Toen het aularium neêr gerold was, vertoonde het tooneel zich met den scæna-muur. Herhaalde zich wat reeds vertoond was. Rolde het aularium weêr op. Weêrklonken hier en daar, schuchter, kreten: Water.... Water....

Buiten, onverwachts, weêrklaterden fanfaren. Het was of een bliksemende schok het Theater door voer. Iedereen stond op: de minste straatjongen tot de Keizerin toe. In ijl schoten tooneelknechten toe met brandende lonten, ontstaken den wierook in de vazen vóor het rechtsche Tribunaal. Het aularium rolde haastig op.

Af van de planken, soccus uit, waren zij weêr kinderen, hadden zij pret, hoste Cecilius op Colosseros' knie, reed Cecilianus, schaterlachende, paardje op den massieven nek van Carpoforus, die zijn vuisten om de enkels van den jongen sloeg. Het aularium òp. Applaus. Broeiende warmte; boven het velarium rolde de donder.... De toeschouwers snakten naar adem. W

Aularium neêr, maar siparium nog toe, was achter het tweede groote drukte en voorbereiding voor het eerste mimus-spel, terwijl, na korte pauze slechts, dat water vloeide en geur ontspoot, een tusschenspel op het proscænium plaats had. Dat was om het volk te doen lachen, want de patriciërs praatten er rustig door heen, stonden op, begroetten elkaâr.

De Jager, langzaam, daalde.... Daar ginds, vergaten, in de ontzetting, de tooneelknechten het aularium te doen rijzen....

Toen barstte los het clare adplaudere: het klinkend, klaterend applaus, waarom de dominus-gregis zelve, in rijk slepend gewaad, de Bacchides aan zijne zijde, en omringd door den grex, vroeg, na kort slotwoord van moraal.... En groetten zij hun theatergroet tot den Keizer, de Keizerin, het publiek en rolde het aularium òp, eerst hunne soccus-voeten, ten laatste hunne hoofden veronzichtbarend....

Mijn komedianten zullen wel klaar zijn.... In de cavea stampten zij, stampten zij heviger. Toen hielden de fonteintjes van geur op te spuiten hun sprenkelstraaltjes; het water vloeide niet meer. O-o-o-h! juichte het volk, omdat het nu zoû beginnen. Want het aularium daalde, rolde op naar beneden. Maar het siparium bleef nog toe geschoven.

Een overmoedige jongen dorst dieren na doen: een hond, hij blafte; een schaap, hij blerde; een haan, hij kraaide: voor minder werd men gekruisigd! In het Tribunaal der Keizerin bleven de vrouwen ernstig staren. De Keizer praatte door met den nar.... Achter het aularium haastte de dominus zenuwachtig, woedend om de herhaling, de choragi en de knechten.

Het was het voorgordijn, dat, om een kabel in de planken en aan ijzeren staven achter de zuilen, omhoog rees. Want het rees op, tot afsluiting van het proscænium: het zoû dalen tot verzichtbaring van het tooneel. Achter het aularium haastten zich de tooneelknechten.

Colosseros maakte zijn vinger goed nat met spog en veegde er meê om Cecilius' oogen. Carpoforus schepte water uit het gootje aan zijn voet en waschte Cecilianus. Als zoete kinderen lieten de komediantjes zich poetsen. De fluiten snerpten. Neêr het aularium. Heftig applaus. De patriciërs zetten zich weêr.