United States or Bermuda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar natúurlijk!! riepen Cecilius en Cecilianus, als addertjes hun fijne koppen op stekende, snel radende van mededinging. Natuurlijk is dat volstrekt noodig! Natúurlijk is dat volstrekt noodig! En waarom kunnen vrouwen de vrouwerollen niet spelen?

En op mijn broêrtje.... Maar ik mòet mijn haar lang blijven dragen, Earinus, omdat ik een komediant ben: Gymnaziums tonstrix zoû me anders niet kunnen kappen. Wat was je mooi, Cecilius, in de "Bacchides!" Wat zag je er mooi uit en wat speelde je goed!! Maar mijn broêrtje oòk, Earinus.... Ja, Cecilianus ook.... Hoor eens, Cecilius. Ik heb gehoord, dat hij ziek was.

Kijk Cecilius, wees Cecilianus. .... Hoe de vollers dansen: éen, twee-drie-vier, vijf; éen, twee, drie.... Eén, twee-drie-vier, vijf; éen, twee, drie, klapte Cecilianus in de handen. Het is net dansen als bij mimus-saltatio.... Neen, niet heelemaal: wij dansten: éen, twee-drie-vier; één, twée: lang, kort-kort-kort, lang, lang.... Komedianten! scholden de vollers.

Mag Cecilius dat niet vragen? vroeg Cecilianus. Ik had het net ook willen vragen.... We mogen zoo niet over den Keizer praten, zei fluisterend Decius. Maar als die niet boos wordt of driftig, is die niet kwaad. Houden jullie van den Keizer? vroeg Cecilius. De gladiatoren houden wel van hem.... verzekerde Cecilianus. Ik ben niet bang van den Keizer, want Carpoforus zegt, dat hij heél goed is.

En zij aten, de jonge patriciër en het komediantje. Zij bleven toen alleen en Cecilius, moê, viel in slaap. Hij lag, als getroost, maar toch kwijnend, in de kussens en sliep door. Earinus, over hem, had uit een bronzen koker een boekrol genomen en las.... Het was of Cecilius niet wakker werd. Earinus zag, nu en dan, naar hem op. Hij sliep voort.

Cecilius vertelde het hem en hij hoorde vriendelijk toe, van nature, niettegenstaande zijn voorname hoogheid, beminnelijk tegen minderen, de minsten. Cecilius vertelde hem, dat zij beiden òf vondelingen òf gestolen kinderen waren en op prillen leeftijd reeds in bezit van Lavinius Gabinius, die zéer goed voor hen was geweest, net een vader.

Martialis, na plichtpleging, steeg. Hij zette zich, half liggend, de arme epigrammendichter glimlachend genietend het mollige kussen. Plinius volgde hem. Komt binnen, knapen, noodde Plinius met de hand. Wij, heer? aarzelde Cecilius en Cecilianus wees op zich, vragend. Komt binnen....

En wat deed Drusus? vraagde Messala. Natuurlijk bedankte hij voor de eer. Bij de deur ontstond eenig rumoer, dat al sterker en sterker werd en zelfs Cecilius deed opstaan, om te gaan zien wat de reden kon zijn. Luide kreten van: Een witte! een witte! klonken hem tegen. Hierheen, hierheen! riepen sommigen.

De jongens stikten van het lachen, de kooltjes bol in de wangen. En toen? vroeg Cecilianus. Vertel jij nu van het Colosseum? vroeg Cecilius. Neen, vertel jij nu eerst van het Theater, drong Cecilianus. Ik ben zoo benieuwd te hooren.... Nou, zei Cecilius. De voorstelling was heel mooi.... Vol, de cavea? Ja, en de orchestra ook. En de ridderbanken.... De Keizer was in het Colosseum....

Driehonderd sestertiën per dag om mijn eigen kinderen een tijdje bij mij te hebben! En als ik nu eens Cecilius huurde en dan weêr eens Cecilianus....? De jongens kunnen niet buiten elkaâr, domina. Ik kan ze niet scheiden. U moet ze beiden te zamen huren of af zien van uw plan. Het is goed, dominus: ik huur ze dan beiden te zamen. Ik heb ze ook liever beiden te zamen....