United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij zou hem en zich-zelve, hun beider gansche zijn verdiepen, verbreeden; door haar toewijding, haar liefde, de kracht van haar ziel zou het hunne worden een ideaal samenleven.... Zoo redeneerde zij ... en wist zich vaak te overtuigen; vol vast vertrouwen op zich-zelf en 't onfeilbaar liefdevermogen zag ze den snel-naderenden huwelijksdag tegemoet....

Dat ze, gelukkig nog niet te laat, gevoeld had hem niet genoeg lief te hebben, en dat ze nu weg was, en misschien wel nooit terug komen zou, maar ze hoefden zich niet ongerust te maken, ze zou voor zich-zelve wel zorgen, en ze ging naar iemand die haar wel helpen zou.

Zóó slaat deze macht met den dood, verbrijzelt, verslindt. Als zij niets had om tusschen haar moordende kaken te nemen, zou zij zich-zelve verscheuren. Staatkundig leven? Verslonden. Letterkundig leven? Verslonden. Nu heeft zij 't gemunt op het godsdienstig leven, in Rusland en in Europa. Zij nadert, met open muil. Waarom is de revolutie haar onuitstaanbaar?

En toen zij den docter vaarwel hadden gezegd en beloofd spoedig weer te komen, leidde hij Johannes rond in alle hoeken der groote stad, hij toonde hem, hoe het groote monster leefde, hoe het ademde en zich voedde, hoe het in zich-zelve verteerde en uit zich-zelve weer opgroeide.

Jozef gaapte nog eens even en rekte zijn beenen uit. Met gemakkelijke gebaren aaide hij Mathildes wangen of drukte zachtjes haar hals tusschen zijn wijsvinger en duim. Kwamen zijn handen hij haar lippen, dan zoende zij ze even, zonder precies te letten waar. Mathilde voelde zich langzamerhand weêr heelemaal zich-zelve worden. De droomende stemming ging zoetjes voorbij.

Zy zucht om de onschuld van haar kindschheid: om 't gemis Van 't geen haar dierbaarst bleef, maar onherroeplijk is: Zucht, om 't noodlottig vuur, 't betoovrend van een weelde, Die eerst in zoeten droom 't onwillig harte streelde, Daar na, door wonderkracht, der menschheid veel te hoog, Haar overstelpte en dwong, en aan zich-zelve onttoog.

Want hoe zeer men haar met een aantal namen, die eerbied inboezemen, waaronder Cedrenus, Clemens van Alexandrië, Zosimus, Africanus, Syncellus, Justinus de martelaar, en zelfs Augustinus, zou mogen versterken; hoe veel aannemelijks zy in zich-zelve moge hebben, en hoe veel zy schijne op te helderen, zy is al te zeer onderhevig aan zwarigheden die van verre uitzichten zijn; en zeer ongeneigd ben ik, schijnbaarheden, die of meer of minderen grond voor zich hebben, als waarheden voor te staan.

Hij had het dadelijk gevoeld hoe zuiver en geheel-en-al zij hem vertrouwde, en dat hij de eerste was, hij had geweten welken invloed hij op haar zou kunnen hebben, als hij 't wilde!... Toen hadden duivelsche gedachten in hem omgespookt, als schimmen die verdwijnen voor het licht.... Vage plannen waren in hem opgevlaagd, schichtig als vlugge vlammen; zijn borst was zwaar benauwd doordat hij zijn geluk te grijpen voelde..., toch wist dat hij er zelfs zijn blik niet heen mocht slaan.... Maar, toen hij, luisterend, langzaam al haar leed was gaan doorproeven, toen hadden zjjn beschroomde eerbied en zijn medelijden alle drift wel verre weg doen wijken, was hij er hevig van geschrokken dat het al zoo vreeslijk was geweest, had hij gevoeld o! wel het prachtige van zooveel ziels-kracht, zooveel zelfverloochening, waarbij zijn eigen leven louter egoïsme scheen maar toch óók, dat hij haar moest raden, haar zeggen dat zich-zélve zoo geheel voor niets te rekenen nooit goed kon zijn, dat iedereen van eigen leven maken moest wat mogelijk was.... Toen had ze dat gezegd van 't niet te kunnen missen, 't noodig hebben in de toekomst ook nog.... Wat bedoelde ze daarmee?... Hij dorst er bijna niet aan denken.... 't Kon dát niet zijn!... Als hij dááraan dacht en één gedachte raden liet, dan zou hij haar beleedigen..., z'n broer verraden.... En 't kón ook niet, hij had dat immers eenmaal uitgemaakt, het was onmogelijk!... Wie trouwt een man omdat de liefde mooi is?... Neen, neen, neen..., dat is geen menschelijk doen, dat kan niet.... Maar dan nog ... gesteld eens dat het zoo was, wat niemand denken kon..., dan zou 't toch altijd nog een misdaad zijn, iets monsterlijks van zelfzucht en gemeen verraad van zoo iets ideëels gebruik te maken voor je-zelf....