Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juni 2025
Op zekeren dag lagen er een paar straatjongens op den grond en wroetten in de goot, waarin zij oude spijkers, penningen en dergelijke dingen vonden. Het was een smerig werk; maar zij hadden er nu eenmaal schik in. «Ai!» schreeuwde de een, die zich aan de stopnaald stak, «dat is ook een kerel!» «Ik ben geen kerel, ik ben een dame!» zei de stopnaald; maar niemand hoorde het.
Zoo hij dit plekje gronds had kunnen nemen, zou 't hem misschien de overwinning der wereld hebben bezorgd. Hoenders wroetten den grond om. Men hoort een gegrom; 't is een groote hond, die de tanden toont en er de Engelschen vervangt. De Engelschen hebben zich hier bewonderenswaardig gehouden. Gedurende zeven uren boden hier de vier garde-compagnieën van Cooke het hoofd aan de woede van een leger.
Ik kon duidelijk de ledematen van dat ongedierte zien met mijn bloote oog, veel beter dan die van een Europeesche luis door een microskoop en hun snoeten, waarmee zij wroetten als zwijnen.
Spoedig werd het midden van de bank voor haar vrij gemaakt, en de zoon des huizes zette zich naast haar neder. Daar lagen, toen het donker was geworden, lachend en pratend, Meid en Knecht. Armelijk woonden zij bij elkander, en kregen vele kinderen. Dat waren kromme en kreupele, plompe, lompe wezens. Zij voederden de zwijnen, groeven turf, en wroetten rond in de aarde.
Maar de taveerne de Valk werd niet meer bezocht zooals in de schoone dagen dat het dorpje in vrede leefde, den Heer rechtzinnig diende en nog niet gekweld werd op het stuk van religie. Nu, echter, was het als in rouw gehuld; dat zag men aan zijn menigvuldige ledige huizen, aan zijn eenzame straten, waar enkel eenige magere honden rondzwierven, die in de mesthoopen wroetten, om hun eten te zoeken.
Zij groeven, zooals zij van de oorspronkelijke bewoners hadden geleerd dien steen uit en wroetten alzoo langzaam dieper en dieper in het ingewand der aarde.
Twee dreumesjes wroetten voor de deur der woning in het zand. Tusschen een armelijke omheining lag er een verwilderd tuintje. Rondom schoot het heidekruid op in zijn donkere warrigheid. Het ving reeds aan te bloeien. Een grootere knaap lag met bei zijn handen onder het hoofd in het warrig gewas. "Willemke" riep vrouw Jansen. De knaap was opgesprongen.
Niemand merkte hoe de zon nu schuin heur stralen over de weide schoot en 't al in rijker goudglans deed boenen. Lijk mieren stonden en wroetten de maaiers daarin en de hoog geladene wagens voerden 't hooi naar huis. Maar wie kon het schelen! De drie kerels zaten met een wezen purper gezwollen, glimmend van zweet en ze zwaaiden de armen en hunnen hoed lijk Janklaas in het poppenspel.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek