Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 juni 2025


Ik doe mijn best, sprak hij, na een stilte die den klop duurde van een vierdubbel paardgekloef, om u niet toornig te maken. Hoe zoudt gij mij toornig maken, mijnheer Sörge? lachte ze. Om niet in toorn, bedoel ik, te laten overslaan iets dat woelt in u, juffrouw. Ik geloof dat ge zeer scherpzinnig zijt .... Waan u echter niet onfeilbaar. Wat woelt in mij?

Ge zult smullen als koningen. Alles gaat goed." En met zachte stem voegde hij er bij: "De muizenval is open. De katten zijn er." En met nog zachter stem: "Leg dit in het vuur." Marius hoorde het geklink van een tang of ijzeren voorwerp, dat in de houtskolen woelt, en Jondrette hernam: "Hebt ge de hengsels der deur gesmeerd om ze niet te doen krijschen." "Ja," antwoordde de moeder.

Veel Oostersch volk woelt door elkaar in de Vorstenlanden en meer nog te Soerabaja en in Bandjermasin. Maar hier in Deli zijn voor de tientallen van daar honderdtallen en uit een grooter aantal verder uiteengelegen streken afkomstig. Hier zijn niet enkel Chineezen en kooplieden uit Bombay, maar ook Japanners, Bengaleezen, Sikhs, Arabieren.

Goddank, hij blijft toch tamelijk wel, en zijn ziekenbezoeken, die echter in den laatsten tijd nog al zeer zijn verminderd, kon hij dagelijks waarnemen; maar toch, daar woelt iets vanbinnen dat niet goed is.

De Bijen zijn volkomen machteloos tegenover zulk een vijand en deze woelt nu gretig in hare woningen rond en verkwikt zich naar welgevallen aan haren kostelijken inhoud. De Ratel maakt trouwens niet alleen op honig jacht, maar houdt ook van krachtiger voedsel. Carmichael zegt, dat de Honigdas door de eigenaars van hoenderhokken als een van de schadelijkste dieren wordt beschouwd.

De revolutie neemt er haar rol in en woelt in een gemoed, vervuld van mysterie en van de tradities van piëtisme. Want dat werd, zoo men hem wel beziet, Ibsen's Romein, Catilina: een revolutionaire, mysterieuze piëtist . Het was voor den dichter een worsteling om van den nacht tot het licht te komen, maar de schaduwen hebben het gewonnen.

De Koning ziet hen naderen; Het vuur des ongedulds woelt bruischend door zijne aderen; En mooglijk dat hy thands, in overmaat van moed, Zijn bloed gemengeld had aan 't laauwe reuzenbloed, Zoo niet een sterker macht van uit de hooger kringen Zijn schedel had bewaakt.

Dreigend rees de kloostertoren als een donkre geest omhoog Maar te midden van een vuurgloed, barstende uit gewelf en boog: Vuurgloed, die het nachtlijk donker van den zwarten hemel joeg, Die heel d' omtrek op deed waken, en het hart met siddring sloeg. Raadloos woelt de ontzette menigt, waar geen redding mooglijk was... En de burcht gaat op in vlammen; en het klooster zinkt in asch.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek