United States or Dominican Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


De koningin stond buiten, en zoodra zij hem zag, ging zij tot hem, zette zich naast hem neder en zeide: "Nijdhod, vorst der Njaren, zijt gij wakker?" De koning antwoordde haar: "Altijd ben ik wakker, geen slaap sluit mijn vreugdelooze oogen. Mij kwellen zorgen na der kinderen dood. Het hamert in mijn hoofd, sinds gij mij zoo heilloos hebt geraden. Ik wil met Weland spreken."

Zij trokken ze van de banden, regen ze echter weer aan elkaar, behalve een, die de mooiste was en dien Nijdhod behouden wilde. Toen verscholen zij zich in de holen en in de bosschen, die rondom de woning waren, en wachtten tot Weland komen zou. Vermoeid van de jacht keerde deze eindelijk na een langen tocht terug.

Weldra vlamde er een vroolijk vuur in het dorre hout, dat de wind gedroogd had, en ging Weland berenvleesch braden. Nadat hij ervan gegeten had, legde hij zich neer op de huid van den beer, dien hij gedood had, en telde zijn ringen. Hij miste er een, en meenend, dat Herwor dien eraf had genomen, dacht hij, dat de jonge Alwijze was teruggekeerd.

De derde echter was Aalrune, de dochter van Kiar, koning van Walland. Toen de drie broeders terugkwamen uit de bergen, en de vrouwen zagen, namen zij haar mede naar hunne woning. Egil koos Aalrune, en vleide zich aan haar blanken boezem neer; Slagfid nam de zwaanwitte Ladgud, en Herwor, de derde, omhelsde Weland. Zij bleven zeven winters lang bij elkaar.

Toen ging Egil naar het Oosten om Aalrune te zoeken, naar het Zuiden ging Slagfid om te zien of hij Ladgud ook vond. Maar Weland bleef in Wolvendal, eenzaam. In fijn-gesmeede sieraden vatte hij edelsteenen, reeg aan banden van boombast ringen van goud en wachtte, hopend, dat zijn blonde Herwor zou wederkeeren. Daar hoorde Nijdhod, de vorst van de Njaren, dat Weland eenzaam in Wolvendal was.

Toen sprak Nijdhod: "Geen woord, Weland, heeft ooit mij heftiger getroffen, geen woord wensch ik zoo streng te straffen als dit." Maar lachend vloog Weland de lucht in. Nijdhod stond, en staarde hem na, vernietigd van smart. Daarop zeide de koning: "Dankraad, gij wiens raad ik zoo dikwijls dankend aanvaardde, ga, en ontbied de blonde Bodwild hier. Ik wil haar verhooren."

Zoo ga dan in de werkplaats, die gij voor Weland bouwdet, en zie er de balken, die druipen van bloed. Daar sloeg ik uw kinderen met hevigen slag het hoofd af, en verborg hun voeten onder den haard.

Zij nam de beide stukken, ging er mede naar Weland, en zeide: "Weland, wilt gij mijn ring weer maken? Aan u alleen durf ik zeggen, dat hij gebroken is." Weland antwoordde haar: "Ik zal uw gouden ring zóó maken, dat hij uw vader nog sierlijker schijnt, en dat uw moeder hem veel mooier zal vinden. Gij zelf zult zeggen: hij is weer even goed."

Toen Bodwild gekomen was, zeide de koning: "Is het waarheid, Bodwild, wat Weland mij zeide? Waart gij te zamen met hem?" En Bodwild sprak: "Het is waarheid, koning, wat Weland u zeide. Wij waren te zamen, alleen. Ach, had ik toch nooit dat nooduur beleefd! Maar ik deed het ontwetend, deed het onwillend, ik kon niet weerstaan, kon Weland niet weren." Helgi, Zwaardwachts zoon

Weldra reed hij door de stilte van den nacht met een leger krijgshaftige mannen, wier schilden en schubbige pantsers in den schijn van den manesikkel schitterden. Bij Weland's woning stegen zij van hunne paarden en gingen in de groote hal. Daar zagen zij de aangeregen ringen, zevenhonderd in getal, die het eigendom van Weland waren.