Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juli 2025
Toen ging Egil naar het Oosten om Aalrune te zoeken, naar het Zuiden ging Slagfid om te zien of hij Ladgud ook vond. Maar Weland bleef in Wolvendal, eenzaam. In fijn-gesmeede sieraden vatte hij edelsteenen, reeg aan banden van boombast ringen van goud en wachtte, hopend, dat zijn blonde Herwor zou wederkeeren. Daar hoorde Nijdhod, de vorst van de Njaren, dat Weland eenzaam in Wolvendal was.
Toen sprak Nijdhod: "Geen woord, Weland, heeft ooit mij heftiger getroffen, geen woord wensch ik zoo streng te straffen als dit." Maar lachend vloog Weland de lucht in. Nijdhod stond, en staarde hem na, vernietigd van smart. Daarop zeide de koning: "Dankraad, gij wiens raad ik zoo dikwijls dankend aanvaardde, ga, en ontbied de blonde Bodwild hier. Ik wil haar verhooren."
Zoo zat hij en smeedde sieraden voor Nijdhod, knarsend van woede, onmachtig tot wraak. Maar op zekeren dag kwamen Nijdhods jeugdige zonen naar Welands werkplaats. Voorzichtig slopen zij naar binnen, openden de kist, waarin de kostbaarheden waren, en keken er in. Daar zagen zij schitterende schatten, en zij vroegen schuchter aan Weland: "Is al dat glinsterende echt goud?"
De koningin stond buiten, en zoodra zij hem zag, ging zij tot hem, zette zich naast hem neder en zeide: "Nijdhod, vorst der Njaren, zijt gij wakker?" De koning antwoordde haar: "Altijd ben ik wakker, geen slaap sluit mijn vreugdelooze oogen. Mij kwellen zorgen na der kinderen dood. Het hamert in mijn hoofd, sinds gij mij zoo heilloos hebt geraden. Ik wil met Weland spreken."
En toen Bodwild wakker werd, ging zij weenende heen van haar verleider, bevend voor haars vaders wraak, en bang, dat Weland zou ontvluchten. Koning Nijdhod had langen tijd tevergeefs op zijn zonen gewacht. Hij lag op een bank in de groote zaal van zijn paleis, en peinsde.
De koningin, die buiten stond, zag hen aankomen en zij zeide tot zichzelf, terwijl zij naar binnen ging: "Het ziet er niet goed uit, voor wie daar uit het woud komt." Nijdhod gaf den gouden ring, dien hij uit Welands woning medegenomen had, aan zijn dochter Bodwild ten geschenke. Zelf echter behield hij het scherpe zwaard dat aan Weland had toebehoord.
Weland antwoordde den koning: "Kent gij Ladgud en Herwor niet, Lodwers rijke dochters, en Aalrune, die een kind van koning Kiar is? Ik had nog grootere schitterende schatten, toen ik met Alwijze zoo gelukkig was." 's Konings krijgslieden namen den gevangen Weland op en brachten hem naar het paleis van Nijdhod.
Zij trokken ze van de banden, regen ze echter weer aan elkaar, behalve een, die de mooiste was en dien Nijdhod behouden wilde. Toen verscholen zij zich in de holen en in de bosschen, die rondom de woning waren, en wachtten tot Weland komen zou. Vermoeid van de jacht keerde deze eindelijk na een langen tocht terug.
Maar hun schedels zette ik in zilver, en zond ze aan Nijdhod, maakte van hun oogen edelsteenen, voor de sluwe moeder een schitterend geschenk, en smeedde uit de tanden van haar twee broeders een blinkend sieraad van Bodwilds borst. En Bodwild zelf, uw beider eenige dochter, gaat en draagt mijn kind."
Wie na u komen zullen méér burchten bezitten, en grooteren roem verwerven: op snelle schepen zullen zij over de wereld zeilen, en overal de teekenen toonen, die het zwaard hun bloedig sloeg" De Welandsage Er was een koning in Zweden, die Nijdhod heette. Twee zonen had hij, en ene dochter, wier naam Bodwild was. Ook leefden daar terzelfder tijd drie tooverkundige bergbewoners. Zij waren broeders.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek