Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juni 2025


O, ja, smaak een welverdiend geluk: verstaal uwen geest tot de verheerlijking van uw vaderland, drijf den roem der Vlaamsche school tot aan de palen der bekende wereld: leef lang, zeer lang, en laat eens uwen onsterfelijken naam aan onze zonen als een erfdeel, waarop zij bij den vreemdeling roemen mogen en dat zij dan, na eeuwen tijds, nog met erkentenis en hoogmoed, als eenen glorierijken roep aanheffen: GUSTAAF WAPPERS was een Belg!

"Weet gy niet Gustaf," vraagt hij in een feestrede aan den schilder Wappers, "tot hoe verre de geest die in my leeft, zich aen u verkleefd heeft, daer een woord van u, zoet of straf, de bestendige gevoelmeter van myn hart was."

Mij ontbrak grootheid en waardeering. Hoe edelmoedig schonkt gij mij die heilvlammen van mijn leven! Gij hebt mij met den naam van vriend genoemd, en die naam heeft steeds als een troostend woord in mijn oor geklonken: het maakte mij zoo sterk, zoo moedig! Want het scheen mij toe, dat de vriend van Gustaaf Wappers groot genoeg was, om aan de bevechtingen van het lot te wederstaan.

Denzelfden avond werd nog een voorlezing gehouden in den Kunstenaarskring, waar de kopstukken van de romantische plastiek vergaderd waren. In de dompige herberg, voor de Block, Leys, de Braekeleer, Wappers en andere jonge schilders, werd hem de lauwerkroon op het hoofd gedrukt. Eug. de Block legde het voorzitterschap neer en droeg het op aan de nieuwe glorie van Antwerpen.

Zijn kunst werd, in 1830, door den jongen Wappers in België ingevoerd, een maand juist vóór de revolutie, wanneer zijn eerste doek te Brussel veel opzien baarde. Na eenige jaren was zij er overheerschend.

Van die toekomst, van dien arbeid, van dien roem blijft, eilaas, niets meer op de aarde dan dit koude lijk van onzen jongen vriend! O, stort tranen, gij Wappers, zijn meester en beschermer! U is een lieveling en een zoon ontrukt.

Om al zulke redenen voelt Gustaf Wappers zich verplicht ontslag te nemen als bestuurder van de Academie en in 1854 volgt hem Conscience, uit solidariteit met zijn vriend en beschermer. Moeilijk kan hij voortaan in de behoeften van zijn huisgezin voorzien. Hij tracht van de opbrengst zijner werken te leven, wat hem ter nauwernood gelukt. Hij klaagt zijn nood aan hooge beschermers.

Spreek hem van een meesterstuk, door de hand van Wappers voltooid, hij zal met kleinachting uitroepen: "Wie kan er een Dahlia schilderen? Onmogelijk! onmogelijk!" Verhaal hem, hoe zijn oudste zoon een buitensporig leven leidt, hij zal beweeren, dat dit alleenlijk daaruit voorkomt, dat de jongeling meer liefde gevoelt voor meisjes en herbergen dan voor Dahlia's.

Conscience staat dus bij de overheid zijner stad in het geheel niet goed aangeschreven. Beter bij de landsregeering, die hem voor zijn "Wonderjaer", door bemiddeling van den reeds befaamden schilder Wappers, eene kleine subsidie toekende. Geruimen tijd reeds lijdt hij armoede.

Omdat het getal der inschrijvers mijn hoop is te boven gegaan, heb ik de lezer iets boven de voorwaarden willen geven; men zal voor ieder boekdeel een titelplaat vinden, die door 's Konings schilder Gustaf Wappers op hout getekend is, en door de bekende kunstenaar Brown, bij de koninklijke graveerschool van Brussel, is gesneden.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek