Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 mei 2025
Don Quichot schrikte, Sancho werd doodsbleek en zelfs de hertog en de hertogin staarden met angst en ontzetting de vreemde huiveringwekkende gedaante aan, die nu met holle, gesmoorde stem de woorden liet hooren: "Ik ben Montesinos en kom in het gevolg der aanminnigheid en schoonheid, om den edelen ridder Don Quichot te verkondigen, dat zijne hooge gebiederesse Dulcinea van Toboso kan onttooverd worden, indien Sancho Panza, zijn schildknaap, zichzelf drie duizend en drie honderd slagen op zijn breeden rug toetelt.
De koetsier gehoorzaamde en de zwaarden vervolgden hun werk. De Biscayer bracht zijn vijand een houw over den schouder toe, die dezen van den romp zou gescheiden hebben, ware hij niet door schild en harnas beschut geweest. Desniettemin voelde de ridder de zwaarte van den slag, die hem door alle ribben dreunde, en riep zijne hooge patronesse Dulcinea van Toboso smeekend aan.
Ik ben gekomen, om met u te kampen en de sterkte van uw arm te ondervinden, daar ik u tot de bekentenis wil dwingen, dat mijne dame schooner en edeler dan Dulcinea van Toboso is. Erkent gij dit vrijwillig, dan moogt gij ongehinderd uws weegs trekken en voor ditmaal den dood ontgaan; zoo niet, gord u aan ten strijde, en de hemel doe de waarheid zegepralen.
"Welaan, als gij zelf de persoon zijt, dien gij noemt," antwoordde de Duivel, "wacht dan hier de aankomst af van den grijzen Montesinos en van de dame, welke men Dulcinea van Toboso noemt." Met deze woorden blies hij op zijn reusachtigen horen, wierp zijn paard om en stoof, zonder des ridders antwoord af te wachten, in vliegenden galop voort.
Te Esquivias zal men niet nalaten, zich het huwelijk en het langdurige verblijf van Cervantes ter plaatse te herinneren; iets verder zal men zich de schaduw van den ridder van de droevige figuur voor den geest roepen, die van Sancho Pansa en zelfs die van Dulcinea, wier geboortedorp het in de onmiddellijke nabijheid gelegen Toboso was.
"O, bekoorlijke prinses en gebiederesse van Toboso," antwoordde Sancho Panza, "wordt dan uw steenen hart niet verweekt door het leed van den ridder aan uwe voeten?" "Laat ons met vree, leelijke kerels!" schreeuwden de meiden. "Wij doen geen mensch wat; wat heb je dan ons overlast aan te doen?" "Sancho Panza, sta op!" beval Don Quichot op bedrukten toon.
"Wie de edele jonkvrouwe van Toboso tot gebiederes heeft, mag andere schoonheden en lieftalligheden niet zoo roemen." Gedurende dit gesprek had Sancho Panza zich eindelijk losgewrongen en trad haastig toe.
"Doña Dulcinea van Toboso kijkt niet scheel, en nog veel minder wordt haar edele gestalte door een bult ontsierd. Maar gij zult voor uwe snoode lastering het met den dood boeten."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek